okt
19
2018

Guy Redig: “De sociaal-culturele sector heeft een identiteit nodig, een smoel”

Sociaal-cultureel werken

Blog

In 2013 richtten Socius en de vereniging Canon Sociaal Werk de online canon sociaal-cultureel werk op. Het doel: op een bevattelijke manier inzicht geven in de geschiedenis van het sociaal-cultureel werk. Nu, vijf jaar later, krijgt de canon een update. Socius ging in gesprek met Guy Redig, doctor in de sociale wetenschappen, docent binnen de vakgroep Agogiek aan de VUB, zelfstandig consulent én een van de auteurs van de Vlaamse canon. In dit interview gaat hij dieper in op de tendensen die we vandaag in het sociaal-cultureel werk en de opleidingen zien. En wat de mogelijke impact is op de toekomst van onze sector.

Socius: Samen met Fred Dhont, Wim Verzelen en Hugo De Vos heb je recent de Vlaamse canon geactualiseerd. Waarom was dit nodig?

Guy Redig: “Het voorspelbare antwoord: omdat de tijd vliedt. Ook omdat het landschap heel dynamisch is op verschillende niveaus. Zo veranderde het wetgevend kader de voorbije jaren ingrijpend. Denk maar aan de verhouding tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. En aan de ‘castratie’ van de provincies die toch een serieuze impact hadden op het sociaal-cultureel werk in Vlaanderen.”

Wat is volgens jou het belang van de canon?

“Dat zit ‘m in af en toe met een zekere reflectie te beschouwen wat er op lange termijn gebeurt. Als je om de zoveel jaren actualiseert, voeg je altijd iets toe aan dat perspectief dat terugblikt. Hierdoor worden wellicht ook een aantal dingen voor de toekomst duidelijk. Je zit dus met de noodzaak aan reflectie op lange termijn. Het is heel belangrijk om de actualiteit altijd goed vast te haken aan wat er in het verleden gebeurde. Ook al betekenen dat soms breuken.”

Dankzij de canon worden een aantal dingen voor de toekomst duidelijk.
Welke tendensen zie je vandaag in het sociaal-cultureel werk?

“Als je het sociaal-cultureel werk aan de basis bekijkt, dan zijn dat ontwikkelingen die niet nieuw zijn. Ontwikkelingen die te maken hebben met het gedeeltelijk verdwijnen van de zogenaamde ‘oude’ en ‘klassieke’ structuren. Je ziet dat die onder druk staan. Ik wik mijn woorden want het zijn geen mooie woorden, maar ik bedoel ze zeker niet lelijk of denigrerend.”

Klassieke verenigingen dus?

“Toch zeker het verenigingsleven zoals ik dat nog ken van in de verzuiling. Een groot deel van die verenigingen hield stand, maar je ziet dat we afscheid gaan nemen van een generatie: mensen die nu rond de 70 jaar oud zijn en een lange carrière verwierven in een bepaalde vereniging of sector. Zij hebben een cultuur opgebouwd die niet vanzelfsprekend aansluit bij de generatie die het roer nu gaat overnemen. Daar zitten soms wat wrijvingen en sommige dingen dreigen te verdwijnen of onafgewerkt te blijven. Ik denk dat we nu voor veel aspecten op een scharniermoment zitten.”

Verenigingen zitten door de generatiewisseling nu voor veel aspecten op een scharniermoment.
Stel dat de canon binnen 20 jaar opnieuw een update krijgt, wat zou er dan geschreven worden over de context en het beleid van vandaag?

“Ik heb natuurlijk geen glazen bol hé (lacht), maar je ziet ‘bovenstromen’ die niet altijd hoopvol zijn. Zo observeer ik heel duidelijk een toename van het marktdenken. Dat geldt ook voor het sociaal-cultureel werk dat zich duidelijk op de markt aanbiedt, maar wel als social profit. Daardoor heeft het een heel aparte positie. Weliswaar met producten die een andere finaliteit hebben dan de bakker, de beenhouwer of Studio 100. Europa geeft de indruk dat je alle marktspelers gelijk moet behandelen. Je mag niet meer discrimineren. Dat is wat Bolkestein naar voren schuift: stop met de social profit geprotegeerd te behandelen en subsidies te geven, want dat is eigenlijk marktvervalsing. Een ultraliberale benadering van de markt, dus. Ik zie dat die gedachte wereldwijd – en dus ook in Europa en in Vlaanderen – in opmars is.”

“Dat is een proces van erosie. Kijk maar naar het Angelsaksische model, en dan vooral naar dat van de VS. Daar bestaat de subsidiëring van verenigingen gewoon niet (meer). Gaan we die richting uit? Dan zal het sociaal-cultureel werk een heel andere identiteit krijgen. De sector zal wel overleven, maar hij zal veel minder divers zijn en minder impact hebben. Alleen de sterksten blijven dan over. En dan gaat de canon volgens mij veel ‘in memoriam’ moeten bedanken en niet bedenken. Dat zou heel jammer zijn, maar het is een evolutie die je toch duidelijk ziet en waartegen we ons nu veel virulenter moeten wapenen.”

Gaan we de richting uit van het ultraliberale Angelsaksische model? Dan zal het sociaal-cultureel werk een heel andere identiteit krijgen: alleen de sterksten blijven over.
En hoe wapen je je tegen die bedreiging van ultraliberalisering?

“Sectoroverschrijdend. Het gaat namelijk niet alleen over sociaal-cultureel werk, maar ook over jeugdwerk, sportverenigingen, bibliotheekwerk, cultureel erfgoed, amateurkunsten en andere kunstenpraktijken. Die zitten allemaal in dezelfde boot en moeten dezelfde wat balorige koers varen om gezamenlijk een sterkere vuist te maken. Ze moeten die bedreiging ook veel scherper formuleren. Nu gaat dat allemaal sluipend z’n weg.”

Meer samenwerkingsverbanden?

“Vooral samen dezelfde boodschap met vereende kracht uitdragen. Agressiever. Ook veel korter op de bal spelen als die bal een verkeerde richting uitgaat. Misschien zal de canon dan binnen 20 jaar nog altijd een hele hoop plezante, interessante casussen van sociaal-cultureel werk kunnen tonen.”

Wat je vandaag ook ziet is dat bachelor- en masteropleidingen sociaal-cultureel werk onder druk staan. Hoe sta jij hier zelf tegenover als docent?

“Het probleem zit ‘m in de identiteit van die opleidingen: wat leer je daar eigenlijk? Dat is een beetje een drama van het sociaal-cultureel werk. En bij uitbreiding ook van die opleidingen. Als ik aan mijn laatstejaarsstudenten vraag wat sociaal-cultureel werk is, krijg ik geen echt antwoord. Dat is het probleem van de identiteit van die opleidingen en van de sector. Hoe komt het dat die er niet is terwijl de sector al zoveel jaren goed uitgebouwd is? Puur uit angst voor definities en een mogelijke verenging van de praktijken.”

“Ik vind het ook heel spijtig dat de sector een deel van zijn essenties verkeerd legt. Kijk bijvoorbeeld naar het nieuwe decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk. Een gemiste kans volgens mij. Mijn visie: ga terug naar de essentie. Wat is de essentie van sociaal-cultureel werk? Mensen die samen uit eigen wil niet-winstgevende particuliere projecten opzetten. Waarom doen ze dat? Omdat ze dat interessant vinden, maar ook omdat ze dat plezant vinden. Dat laatste mag je niet zeggen, want dat klinkt niet meer ernstig. Dat is dramatisch, want daar draait het in de praktijk wel om: sociaal-cultureel werk is interessant én plezant. Men vervalt liever in een dubieus jargon om sociaal-cultureel werk nuttig te maken voor de samenleving: het moet educatief zijn, de democratie bevorderen, re-integratie stimuleren, … En daar verliest het álles: zijn identiteit, zijn essenties. Als ik dat tegen collega’s zeg, noemen ze mij soms een nestbevuiler.”

Je mag niet zeggen dat sociaal-cultureel werk 'plezant' is. Dat is dramatisch, want daar draait het in de praktijk wel om.
Hoe zie je de toekomst van de opleidingen?

“Die gaan alleen maar verkopen als je tegen je studenten en hun ouders kan zeggen: ‘je kan daarmee aan de slag’. Want je moet vooral met alles ‘aan de slag’ kunnen. Als je niet kan uitleggen wat sociaal-cultureel werk is, ga je niet voor die opleiding kiezen. Ik kijk naar de Karel de Grote Hogeschool waar ik bijna 25 jaar heb lesgegeven. Op een bepaald moment komt daar een nieuwe richting: kunst- en cultuurbemiddeling. Boem. Direct vol. Er komt een nieuwe opleiding criminologie. Hetzelfde: full house. Je ziet de aantrekkingskracht. Waarom zijn die opleidingen populair? Je kan je dat inbeelden. Kunst- en cultuurbemiddeling, wat is dat? Mensen in een museum rondleiden. Dat is eigenlijk sociaal-cultureel werk, maar goed. Die opleidingen klinken ook heerlijk nuttig en relevant. Het hangt dus te veel af van de verkoopbaarheid van de opleiding en het passen in een bepaalde wenselijke cultuur. Sociaal-cultureel werk is out omdat je het niet uitgelegd krijgt.”

Sociaal-cultureel werk heeft dus een eigen identiteit nodig?

“Ja, een smoel. En in de jaren 70, 80, 90 was dat de smoel van de tegenbeweging, van de maatschappelijk kritische verhouding tot overheden en tot de samenleving. Jongeren mobiliseerden zich om mensen die het moeilijk hebben sterker te maken. Ook dat is een beetje out. Dat klinkt niet meer zo goed als een paar jaar geleden. Wat doe je met geschoolde ‘ambetanteriken’ op de arbeidsmarkt?”

Vind je dat deze toch wel zeer diverse sector de boodschap ‘dit is sociaal-cultureel werk’ meer moet uitdragen?

“Het is zo moeilijk om een abstract begrip te verkopen. Ik ben absoluut geen ‘communicatiemens’. Maar ik ken wel het probleem om iets wat niet te bevatten is te verkopen. Ik denk dat het vooral de veruitwendiging van een soort samenleving is. Ik geef je een voorbeeld. Waarom is het jeugdwerk populair? Omdat veel jongeren dat doen. Je komt dan in een cirkel: waar veel jongeren naartoe gaan, gaan ook veel jongeren naartoe. Waar weinig jongeren naartoe gaan, gaan steeds minder jongeren naartoe. Dat is eigenlijk een soort gesloten circuit. Het komt er dus op neer – en noem dat dan ‘marketing’ of ‘management’, ik noem het vooral je vereniging goed leiden – om je vereniging of je sector aantrekkelijk te maken. Wanneer lok je mensen? Als ze plezante en interessante dingen bij jou kunnen doen. En dan is je probleem opgelost.”

De sociaal-culturele sector is een gesloten circuit: waar veel mensen naartoe gaan, gaan veel mensen naartoe. En omgekeerd. Je moet er dus voor zorgen dat je vereniging aantrekkelijk is.
Om even terug te komen op de druk op die opleidingen: wat zijn volgens jou de langetermijngevolgen?

“Ik weet niet of er echt zware gevolgen gaan zijn. Wij zijn geen artsen of ingenieurs. Moest je een onderzoek doen naar de achtergrond van professionals en semi-professionals in onze sectoren, dan zou je zien dat slechts een minderheid zo’n diploma heeft. Daarom denk ik niet dat de gevolgen zó erg zullen zijn (lacht).”

Wat is dan het nut van die opleidingen als mensen met een andere achtergrond toch in de sector terechtkunnen?

“Dat is een heel goede vraag. En die heeft ook te maken met de vraag ‘wat leer je in die opleidingen?’. Je leert op z’n minst hoe het landschap in elkaar zit. Mensen met een diploma sociologie, politieke wetenschappen, sociaal en culturele agogiek of sociaal-cultureel werk vertrekken met een enorme voorsprong aan de meet. Zij kennen het landschap, het jargon en ook het hinterland. Maar als je als niet-geschoolde drie of vier jaar in de sector werkt en niet oliedom bent, dan doe je die kennis ook wel op. Ook niet alle sociaal-cultureel werkers met een gespecialiseerd diploma zijn per definitie goed. Ik betwijfel dus of het allemaal wel zo’n grote impact zal hebben.”

Sociologen, economen en psychologen bekijken sociaal-cultureel werk met de bril van hun discipline. Maar is er wel een eigen sociaal-cultureel en agogisch referentiekader.

“Wat wel bijzonder spijtig is, is dat ook het onderzoek en de gespecialiseerde kennis gaan verdwijnen. Sociologen, economen en psychologen bekijken sociaal-cultureel werk met de bril van hun eigen discipline en interpreteren alles binnen hun eigen referentiekader. Daar is niets mis mee, maar er bestaat wel degelijk een eigen sociaal-cultureel en agogisch referentiekader. Er zijn héél weinig – te weinig – wetenschappers in Vlaanderen die daar iets van kennen.”

Het zou natuurlijk jammer zijn als die kennis verloren gaat. Is er nog iets wat we zeker moeten weten over de actualisering van de canon?

“Ik vind de canon zeer interessant en ik ben blij dat Socius deze verantwoordelijkheid opneemt. Het concept is ook heel actueel: hapklare brokken die niet zoveel inspanning van de lezer vragen, terwijl er toch met sérieux naar de kwaliteit gekeken wordt. Ik ben heel blij dat de canon bestaat.”

Je kan de geactualiseerde canon sociaal-cultureel werk raadplegen op canonsociaalwerk.eu.


Hilke Charels

Hilke Charels

Scroll to Top