23
2017
Iedereen racist? Over onverdraagzaamheid en de multiculturele samenleving
Onze samenleving is op relatief korte tijd grondig veranderd. Zowel het aantal landen van waaruit mensen naar België komen als de motieven die aan de basis liggen van deze migratie, nemen toe. Woorden als superdiversiteit, interculturaliteit, wij-zij-denken zijn aan de orde van de dag. Het debat is complex en verzandt maar al te vaak in een welles-nietes-spelletje. Hoe gaan wij daar in het sociaal-cultureel volwassenenwerk mee om? Negen sociaal-cultureel werkers gingen de uitdaging aan om hier dieper op in te gaan tijdens een leesgroep. Vertrekpunt was een boek met een provocerende titel: “Iedereen racist“.
Concurrentie
Auteur Alain Van Hiel is hoogleraar sociale psychologie aan de Universiteit Gent. Hij gaat vanuit een sociaal-psychologisch standpunt op zoek naar de wortels van onverdraagzaamheid en racisme. Zijn focus ligt op de vraag hoe de mens zich gedraagt wanneer hij omgaat met mensen van verschillende afkomst.
Een eerste vaststelling is dat de mens van nature een groepsdier is. Deel uitmaken van een groep heeft heel wat positieve aspecten. De keerzijde is echter dat we geneigd zijn om andere groepen als een bedreiging te zien. Een van de eerste onderzoekers die dit aantoonde, was de Amerikaanse sociaal psycholoog Muzafer Sherif. In 1954 zette hij een experiment op met een groep 11-jarige jongens. Aanvankelijk functioneerde de groep als één geheel, maar na één week werden de jongens in twee willekeurige groepen ingedeeld, met een apart activiteitenprogramma. Binnen de kortste keren ontstond spontaan een eigen groepscultuur: de jongens bedachten een naam voor hun groep en maakten een vlag. In een volgende fase konden de groepen zich met elkaar meten in een aantal opdrachten. Al snel bleek dat de rivaliteit escaleerde en uitmondde in openlijke vijandigheid. Uiteindelijk konden de onderzoekers dit doorbreken door de jongens te laten werken aan een gemeenschappelijk doel, waarbij ze hun vetes opzij moesten zetten om te slagen.
De mens is van nature een groepsdier. Deel uitmaken van een groep heeft heel wat positieve aspecten. De keerzijde is echter dat we geneigd zijn om andere groepen als een bedreiging te zien.
Met zijn experiment toonde Sherif aan dat competitie een van de belangrijkste oorzaken is van conflicten tussen groepen. Wanneer mensen vrezen dat hun eigen groep misdeeld wordt, steekt onverdraagzaamheid de kop op. Belangrijk is ook dat het gevoel van achterstelling relatief is: het gaat niet om wat de groep heeft, maar om hoe goed of hoe slecht hij bedeeld is in vergelijking met andere groepen.
Ontnuchterend
Daarmee is de kous echter niet af. Verder onderzoek wees uit dat onverdraagzaamheid en discriminatie tegenover leden van andere groepen ook ontstaan zonder dat er sprake is van competitie. Sociaal psycholoog Henri Tajfel verrichtte op dit vlak baanbrekend werk. Hij werkte een proef uit waarvan hij zeker was dat die niet tot onverdraagzaamheid en discriminatie zou leiden. De proefpersonen werden in willekeurige groepen ingedeeld en wisten niet wie er nog van hun groep deel uitmaakte. Toch bleek dat ze zelfs in deze kunstmatige situatie de eigen groep bevoordeelden en de andere groep discrimineerden.
Competitie is dus een factor die onverdraagzaamheid in de hand werkt, maar is niet de ultieme oorzaak. Ook zonder competitie ontstaat er discriminatie. De ultieme conclusie die we uit het onderzoek van Tajfel trekken, is dat zodra er in een maatschappij een onderscheid wordt gemaakt tussen twee groepen, discriminatie de kop op steekt. Discriminatie en onverdraagzaamheid zitten in de kern van ons mens-zijn.
Onderzoek wijst uit dat wie onverdraagzaam is tegenover een bepaalde groep van mensen – al dan niet van een andere afkomst of met een andere huidskleur – meestal ook bevooroordeeld is tegenover allerlei andere groepen.
Soorten racisme
Van Hiel onderscheidt verschillende vormen van racisme. Zo is er grof racisme: uitingen van vreemdelingenhaat en opvattingen die ervan uitgaan dat verschillen tussen etnische groepen te maken hebben met biologische of genetische factoren. Volgens onderzoek zou dit soort racisme in de Verenigde Staten afnemen. En hoe zit het in Europa? Hierover zijn er geen onderzoeksgegevens beschikbaar. De deelnemers aan de leesgroep waren eerder pessimistisch. Denken we maar aan de haatreacties op de sociale media toen een Limburgs-Turkse jongeman omkwam tijdens een aanslag in een discotheek in Istamboel.
Elke mens draagt de kiemen van onverdraagzaamheid in zich.
Daarnaast is er heimelijk racisme: uitspraken die op het eerste gezicht onschuldig, beschaafd en zelfs verstandig lijken, maar die toch een vorm zijn van negatief en veralgemenend denken over bepaalde bevolkingsgroepen. Van Hiel geeft als voorbeeld de bewering dat allochtonen niet slagen in onze maatschappij, niet omdat ze lui en ongedisciplineerd zijn maar wel omdat hun waarden en normen over het belang van onderwijs anders zijn dan de onze. Wie dit beweert, geeft in feite aan dat “zij” anders zijn en dat we onszelf niets hoeven te verwijten.
Elke mens draagt de kiemen van onverdraagzaamheid in zich. Dit is wat Van Hiel ‘onbewust racisme‘ noemt. Onbewust racisme kan worden gemeten met IAT-tests, psychologische tests die via impliciete associatie onderzoeken hoe snel iemand tot een oordeel komt. Zo’n test werkt als volgt: je moet afbeeldingen van blanke of gekleurde mensen combineren met positieve woorden (slim, vriendelijk) of met negatieve woorden (dom, lui). Het onbewuste racisme blijkt dan niet uit de associaties die je maakt, wel uit de tijd die je nodig hebt om een blank dan wel een gekleurd iemand te associëren met een positieve of negatieve term.
Wil je voor jezelf de proef op de som nemen?
Deze verschillende vormen van racisme sturen andere gedragingen aan: gaat het om weloverwogen handelingen dan wel om gedrag dat we stellen zonder erbij na te denken? Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij je op een drukke bus stapt en snel moet kiezen tussen twee vrije plaatsen: naast een blanke of naast een allochtoon. Heel wat mensen zullen zonder nadenken plaatsnemen naast iemand die tot de eigen bevolkingsgroep behoort. Dit is wat Van Hiel onbewust racisme noemt. Wil je zelf zien hoe onbewust racisme werkt, bekijk dan even dit filmpje:
Onderzoek wijst ook uit dat wie onverdraagzaam is tegenover een bepaalde groep van mensen – al dan niet van een andere afkomst of met een andere huidskleur – meestal ook bevooroordeeld is tegenover allerlei andere groepen. Dit kan behoorlijk ver gaan, tot en met volslagen onbekende of zelfs verzonnen groepen.
Onbekend maakt onbemind
Als het dan toch in onze aard ligt om een onderscheid te maken tussen wie tot “onze” groep behoort en “de anderen”, is de multiculturele samenleving dan een illusie? Van Hiel wil aantonen dat vreedzaam samenleven met verschillende groepen niet evident is, maar ook niet onmogelijk. Hij neemt een aantal mogelijke oplossingen onder de loep, die allemaal vertrekken vanuit het gegeven dat onwetendheid een belangrijke bron is van onverdraagzaamheid. Zo kan je mensen informeren over andere bevolkingsgroepen, je kan de positieve aspecten van het samenleven van verschillende bevolkingsgroepen belichten, je kan ingaan op discriminatie. Je kan mensen zelfs aan den lijve laten ondervinden hoe het is om gediscrimineerd te worden. De Amerikaanse onderwijzeres Jane Elliot voerde in de jaren ’60 in haar klas het ‘beruchte’ blauwe-ogen-bruine-ogen experiment uit. “Koppen” deed in 2015 het experiment nog eens over om na te gaan hoe diep racisme nog in ons denken ingebakken zit.
Het probleem met deze oplossingen is dat onverdraagzaamheid er niet de wereld mee uit wordt geholpen. Als ze al werken, is het meestal enkel op de korte termijn. Meer nog, soms hebben ze een averechts effect. Op mensen die al onverdraagzaam zijn, kan dit overkomen als propaganda van een culturele en politieke elite, waardoor het werkt als een rode lap op een stier.
Een aanpak die wel effect blijkt te hebben, is positief contact tussen leden van verschillende groepen. Daardoor worden we minder bang van elkaar, we leren de gevoelens en zienswijzen van de ander te begrijpen en ontdekken wat ons bindt.
Verbindend werken
Wat werkt er dan wel? Een aanpak die wel effect blijkt te hebben, is positief contact tussen leden van verschillende groepen. Daardoor worden we minder bang van elkaar, we leren de gevoelens en zienswijzen van de ander te begrijpen en ontdekken wat ons bindt. Er zijn wel enkele belangrijke voorwaarden verbonden aan positief contact.
- De interactiepartners moeten een gelijke status hebben.
- Er moet sprake zijn van echte en doorvoelde persoonlijke ontmoetingen. De leden van een gemengde groep moeten daadwerkelijk met elkaar omgaan, praten, samenwerken.
- De leden van de verschillende groepen moeten met elkaar samenwerken aan gemeenschappelijke doelen. Zo worden ‘zij’ deel van ‘wij’.
- De sociale normen van de gemeenschap ondersteunen het contact . Net zoals bijvoorbeeld kledingstijl of muzikale voorkeur wordt ook onverdraagzaamheid in grote mate bepaald door familie, vrienden en de cultuur waarin iemand leeft.
Van Hiel stelt echter vast dat in het dagelijks leven dergelijke positieve ontmoetingen meestal niet vanzelf tot stand komen. En hier komen wij als sociaal-cultureel werkers op de proppen. Want is de “vijfde functie” van het sociaal-cultureel werk niet net ontmoeting tot stand brengen? Heel wat gespreksstof voor de tweede bijeenkomst van de leesgroep op 6 maart 2017.