Op weg naar maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Over België wordt vaak gezegd dat het een KMO-land is. De meeste Belgische ondernemingen hebben zelfs geen enkele werknemer. Het deel ondernemingen zonder werknemer in het totaal aantal ondernemingen is in België doorheen de jaren toegenomen en bedroeg 74,1 % in 2020.
Bij de ondernemingen in België die ten minste één werknemer tewerkstelden, was de groot- en detailhandel met 28,06% het sterkst vertegenwoordigd in 2020, gevolgd door de bouwnijverheid (15,8%) en de horeca (12,93%).
% ondernemingen met werknemers (België, 2020)
Het aantal ondernemingen in Vlaanderen blijft stijgen, ook in de coronajaren. Eind 2021 waren er 679.105 ondernemingen actief.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waren er in 2021 iets meer dan 115.000 ondernemingen.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest treffen we het meest bedrijven in de sector van de vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten en verhoudingsgewijs opvallend meer bedrijven uit de sector van informatie en communicatie dan in Vlaanderen. Verder, net als in het Vlaamse Gewest, ook veel bedrijven uit de sector van de groot- en detailhandel en de bouwnijverheid.
Ondernemingen krijgen te maken met een kritische opstelling van burgers, middenveld en staat. De sociale gevolgen van ondernemen staan, onder toeziend oog van de overheid, al veel langer op de agenda van het sociaal overleg tussen werknemers (middenveld) en werkgevers (markt). Binnen dat tripartiete sociaal overlegmodel en ook onder invloed van andere middenveldspelers is er de laatste decennia ook meer aandacht voor de wijze waarop ondernemingen produceren en de impact die ze daarmee hebben op milieu en natuur. Sommige bedrijven beseffen dat en nemen verantwoordelijkheid op. Naar verwachting zal 25% van de Europese bedrijven op termijn een verantwoordelijke ‘duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen’ in dienst hebben.
Niettemin blijven de specifieke doelstellingen van de markt (winst en economische groei) en de daar bijhorende werkwijzen vaak tot minder gewenste maatschappelijke effecten en marktfalingen leiden. Dat zet overheden (vaak onder druk van middenveldspelers) aan tot marktcorrecties. Daarvoor zetten ze verschillende instrumenten in de zweep (opleggen van emissienormen, verbieden …), de wortel (milieubelastingen, subsidies …) of de preek (sensibilisatie, milieulabels …)*. Voor sommige spelers in de samenleving gaan de huidige marktcorrecties niet ver genoeg en blijft de eigen inzet van ondernemers nog te vaak beperkt tot ‘greenwashing’. Zij pleiten voor een paradigmashift en stellen ontgroeien (degrowth) voor als oplossing voor de negatieve effecten van ondernemingen op milieu, natuur en samenleving. Nog anderen gaan zelf experimenteren met de deeleconomie, de korte keten of circulaire economie. Op die manier stimuleren ze ook andere marktspelers om strategieën in te zetten op weg naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Uit de Vlaamse monitor Circulaire Economie blijkt dat ondertussen net geen 20% van de bedrijven afval, rest- of bijproducten opnieuw gebruikt voor hetzelfde proces. Meer dan een kwart van de bedrijven zorgt ervoor dat hun producten makkelijk hersteld of gerecycleerd kunnen worden. Bijna 60% van de bedrijven houdt bij de aankoop van producten rekening met de mate waarin die producten hersteld of gerecycleerd kunnen worden. Iets minder dan de helft houdt hier ook rekening mee bij het ontwerpen of produceren van eigen producten.
*Eyckmans, J., Rousseau, S. & Bachus, K. (2023). Economie van duurzame ontwikkeling. Ppt nav Lessenreeks ‘Globale uitdagingen voor een duurzame samenleving’ van de KULeuven.