Anders produceren en consumeren: minder vlees en meer circulaire economie
Productie en consumptie hebben een grote invloed op het milieu en de natuur. Ze zijn een bron van allerlei emissies waaronder CO2, afval (onder andere plastiek) en giftige stoffen, en van uitputting van natuurlijke grondstoffen. Om de ecologische voetafdruk van heersende productie en consumptiepatronen te verlagen, worden vandaag – naast een ingrijpende energietransitie – nog allerlei andere veranderingsprocessen geïnitieerd en gepromoot. Dat varieert van degrowth en consuminderen over korte keten en eiwittransitie tot het overschakelen naar een circulaire economie waarbij men niet langer nieuw te ontginnen grondstoffen gebruikt. Twee van die veranderingsprocessen krijgen vandaag veel aandacht omdat men ze een grote invloed op onze ecologische voetafdruk toedicht: het verminderen van vleesproductie en -consumptie (eiwitttransitie) en het overschakelen naar (meer) hergebruik van grondstoffen en producten (circulaire economie).
De wereldwijde vleesconsumptie verdubbelde ongeveer tussen 1960 en 2020. Men schat dat de vleesconsumptie op wereldschaal verder zal blijven toenemen tussen nu en 2030.[1] Ook bij de Belg omvat vlees een groot aandeel van het huidige consumptiepatroon. In 2020 at de Belg gemiddeld 82 kg vlees per jaar, dubbel zoveel als het wereldwijde gemiddelde.[2] Tussen 2018 en 2020 produceerde België 1,92 miljoen ton per jaar (netto geslacht gewicht). Daarvan bedroegen varkens 56%, gevogelte 24%, runderen en kalveren 14% en schapen en geiten minder dan 1%.[3]
En dat terwijl dierlijke eiwitbronnen een grote milieu-impact hebben. De globale vleesindustrie is zeer energie-intensief, leidt tot een belangrijke uitstoot van koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4) en legt een grote claim op landgebruik.[4] Veeteelt is verantwoordelijk voor 60% van de totale broeikasgassen van de Vlaamse landbouw en Vlaanderen heeft met 425 varkens per vierkante kilometer de dichtstbevolkte varkenspopulatie van Europa.
Daarom pleiten sommigen voor een eiwittransitie: daarmee wil men de Vlaming een groter aandeel eiwitten uit plantaardige voedselbronnen laten halen. Volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zal het vervangen van dierlijke door plantaardige eiwitten het meest de uitstoot van broeikasgassen door de consument verminderen. In één klap zal dat zowel het klimaat, het milieu als de persoonlijke gezondheid van de consument ten goede komen. Zo’n transitie vergt ook aanpassingen bij de consument. Belgen staan bekend als Bourgondiërs. Vlees speelt een centrale rol in ons dieet. We eten dagelijks ongeveer 212 gram vlees, waarvan 147 gram rund-, kalfs- en varkens- vlees. Dat is bijna drie tot tien keer meer dan de aanbevolen hoeveelheden voor onze gezondheid en het milieu. Om de duurzame ontwikkelingsdoelstelling (SDG) voor vleesconsumptie tegen 2030 te realiseren, moet de vleesconsumptie in België dalen. Tussen 2005 en 2021 was de trend gunstig.
De Belgische bevolking bestaat uit 11% niet-vleeseters, 31% flexitariërs en 58% omnivoren. In Brussel zijn er dubbel zoveel niet-vleeseters, en bij de Belgische jongeren onder 25 jaar zelfs bijna driedubbel zoveel.[5] 41% van Belgen zoekt momenteel naar alternatieven voor vlees. Belgen die alternatieven zoeken, grijpen nog het vaakst naar dierlijke opties: 29% van Belgen kiest voor eieren, 27% voor vis en 18% voor zuivel. Plantaardige alternatieven overtuigen iets minder dan een vijfde van de Belgen.
Om de effecten op het milieu te verminderen, wordt ook ingezet op korte keten (rechtstreekse band tussen producent en consument) en biologische landbouw. In 2020 gebruikte de biologische landbouw in België 7,2 % van de landbouwoppervlakte. Om de duurzame ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dat cijfer stijgen. Ook die trend was gunstig tussen 2000 en 2020.
Korte keten en biologische landbouw zouden evenwel minder effect hebben dan we verwachten.[6] Transport van voeding is slechts voor een klein aandeel van de negatieve milieueffecten verantwoordelijk. Ook biologische landbouw biedt geen totaaloplossing. Dat leidt tot toename in landgebruik en heeft daardoor ook negatieve effecten. Wel is biologische landbouw zeer zinvol in de omgeving van natuurgebieden waar het bijdraagt aan het behoud van de biodiversiteit.
In ons huidig lineair economisch systeem worden grondstoffen omgezet in producten en aan het einde van hun levensduur vernietigd. Het systeem van de circulaire economie richt zich daarentegen op een maximale herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en op een minimaal waardeverlies. Producten worden dan hersteld, hebben een hoge tweedehandswaarde, zijn upgradebaar, kunnen makkelijk uit elkaar gehaald worden en omgevormd worden tot nieuwe producten. De gekozen materialen zijn gerecycleerd of biogebaseerd, en bij het levenseinde recycleerbaar of afbreekbaar.
Grosso modo worden er vijf wegen bewandeld om naar meer circulariteit te evolueren[7]:
- circulaire input: hernieuwbare energie, biogebaseerde of volledig recycleerbare materialen;
- grondstoffen herwinnen: herwin van bruikbare grondstoffen en energie van afgedankte producten (recyclage);
- levensduur verlengen: functionele levensduur van een product verlengen door herstel, upgrading en herverkoop;
- deelplatformen: een intensiever gebruik van producten door gedeeld gebruik;
- product als een dienst: toegang tot producten aanbieden in plaats van verkopen.
Een aantal evoluties tonen hoe we in Vlaanderen met mondjesmaat evolueren naar een meer circulaire economie. In 2019 werd voor het eerst de totale hoeveelheid hergebruik in Vlaanderen gemeten. De totale hoeveelheid bedroeg 221.000 ton goederen, wat overeenkomt met 33,8 kg per inwoner.
Uit de cijfers blijkt dat informele kanalen een veel belangrijkere bron van hergebruik zijn dan formele kanalen zoals kringwinkels en tweedehandswinkels. Spullen krijgen (21%) of kopen (16%) van familie of vrienden zijn de belangrijkste hergebruikkanalen. De erkende kringloopsector staat op de derde plaats (15%), gevolgd door de online tweedehandsverkoop (14%).
In Vlaanderen leerden we allemaal afval selectief inzamelen om het daarna zoveel mogelijk te recycleren. Per inwoner werd in 2021 gemiddeld 471 kilogram huishoudelijk afval ingezameld. Van die 471 kg werd 331 kg selectief ingezameld en 140 kg restafval. Dat is in totaal 50 kg minder afval dan in 2013, 18 kg minder restafval en 32 kg minder selectief afval.
Het is niet omdat afval selectief wordt ingezameld dat het ook daadwerkelijk wordt gerecycleerd of hergebruikt. Maar op vlak van recyclage staat Vlaanderen in Europa wel aan de top met een recyclagepercentage van 63,8%.[8] En dat is niet alleen door de bijdrage van burgers en consumenten. Ook marktspelers doen mee. In 2018 kreeg 68% van het primair bedrijfsafval (excl. bouw- en sloopafval) een nieuw leven via composteren, vergisten, hergebruik, materiaalrecyclage of gebruik als secundaire grondstof.[9] In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er meer potentieel dan in Vlaanderen om nog te recycleren. Daar werd in 2020 33,7% van het afval gerecycleerd of hergebruikt.[10]
De circulariteitsgraad van het materiaalgebruik (CMUR, circular material use rate), is de ratio van het circulair materiaalgebruik tegenover het totale materiaalgebruik. Die indicator meet hoeveel materiaal er werd gerecupereerd en geherintroduceerd in de markt. Tussen 2014 en 2018 steeg de CMUR voor Vlaanderen van 15,9% naar 20,7%.
Maar ook de deeleconomie maakt stilaan zijn opgang. Autodelen is een circulair bedrijfsmodel dat kan leiden tot een hogere gebruiksintensiteit van auto’s waardoor het aantal auto’s dat gebruikt wordt, daalt en de materiaalvoetafdruk naar beneden gaat. In 2021 maakten meer dan 82.000 mensen gebruik van autodelen. Dat is een verviervoudiging in vergelijking met 2017.
Naast autodelen maken ook deelplatformen hun opgang. Mee dankzij kapitaalinjecties van investeerders maakten vijf grote spelers (Airbnb, Couchsurfing, Uber, Vinted en Etsy) sinds 2010 een spectaculaire groei.[11]
- [1] FAO (2021). The state of food and agriculture. Making agrifood systems more resilient to shocks and stresses. Rome: Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO)
- [2] FAO (2021)
- [3] Statbel
- [4] Stevens, B. (2022). Welk vlees hebben we in de kuip? Hoe kijken Belgen naar vlees en alternatieven? Brussel: Belgische Vereniging voor Onderzoek en Expertise voor de Consumentenorganisaties vzw.
- [5] Stevens, B. (2021). Welk vlees hebben we in de kuip? Hoe kijken Belgen naar vlees en alternatieven? Brussel: Belgische Vereniging voor Onderzoek en Expertise voor de Consumentenorganisaties vzw.
- [6] Globale uitdagingen voor een Duurzame Samenleving (KULeuven), les Biodiversiteit en ecosystemen.
- [7] Vlaanderen Circulair
- [8] Monitor Circulaire Economie Vlaanderen
- [9] Monitor Circulaire Economie Vlaanderen
- [10] Leefmilieu.brussels
- [11] Monitor Circulaire Economie Vlaanderen