Klimaatopwarming
Het gebruik van fossiele brandstoffen, grootschalige houtkap en de veeteelt beïnvloeden steeds meer het klimaat en de temperatuur van de aarde. Daardoor komen onnatuurlijk grote hoeveelheden broeikasgassen in de atmosfeer, wat het broeikaseffect versterkt en de opwarming van de aarde versnelt. De gemiddelde temperatuur op aarde ligt nu 1,1°C boven het gemiddelde van voor de industriële revolutie. Door toedoen van de mens stijgt de temperatuur op aarde nu gemiddeld 0,2°C per decennium.
Als die temperatuur 2°C hoger uitkomt dan in pre-industriële tijden, dan dreigen ernstige negatieve gevolgen voor natuur, volksgezondheid en welzijn. Ook de kans op catastrofale veranderingen in het milieu wereldwijd zal toenemen. Daarom is de internationale gemeenschap het erover eens dat de opwarming van de aarde ruim onder de 2°C moet worden gehouden, en streeft ze naar maximaal 1,5°C.
Schattingen leren ons dat zonder inspanningen de aarde verder opwarmt met 4,1 tot 4,8°C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk. Op basis van het actueel gevoerde beleid zouden we dat beperken tot een opwarming met 2,9°C. Wanneer we wereldwijd alle gemaakte toezeggingen nakomen, dan zal de aarde vermoedelijk met 2,6°C opwarmen. Die prognoses tonen dat beleid en internationaal overleg werken. Daarbij spelen civiele actoren een onmiskenbare rol. Zij zetten overheden aan om internationaal afspraken te maken en zelf ook eigen maatregelen te nemen. Toch ziet het er niet naar uit dat de ambitie (maximaal 1,5°C opwarming) gehaald wordt. Daarvoor is het noodzakelijk om de inspanningen op te drijven en tegen 2050 koolstofneutraal te zijn (zero-emissie).
De grootste aanjager van klimaatverandering is het broeikaseffect. Sommige gassen in de atmosfeer werken zoals het glas van een broeikas: ze houden de warmte van de zon vast en daardoor warmt de aarde op. Veel van die broeikasgassen komen in de natuur voor, maar door toedoen van de mens nemen de concentraties in de atmosfeer toe. Het gaat vooral om koolstofdioxide (CO2), methaan, distikstofoxide en gefluoreerde gassen. De CO2 die vrijkomt bij menselijke bedrijvigheid, is de grootste factor. In 2020 was de concentratie in de atmosfeer al 48% hoger dan vóór het industriële tijdperk (voor 1750). In België slagen we er sinds de eeuwwisseling in om de CO2 te verminderen, maar blijft het niveau nog ver boven dat van voor het industriële tijdperk. Om koolstofneutraal te worden, is er nog een lange weg te gaan. Een van de belangrijkste strategieën daarbij is de zogenaamde energietransitie. Verderop behandelen we deze transitie in een aparte bespreking.
In het huidige klimaat is 4,5% van de gebouwen in het Vlaamse Gewest mogelijk onderhevig aan wateroverlast door korte, maar erg hevige regenval. Dat risico is niet gelijk verdeeld over het Vlaams Gewest
Wanneer de klimaatverandering zich de komende decennia doorzet, kunnen door meer extreme neerslag (in de zomer) of bij langer aanhoudende neerslag (in de winter) extra gebouwen bedreigd worden door wateroverlast. Uitgaande van een hoog-impactscenario kan het aandeel gebouwen geconfronteerd met wateroverlast gemiddeld over het Vlaamse Gewest bijna verdubbelen van de huidige 4,5% naar 7,8% in 2050. Lokaal kan de impact veel hoger worden, met 20 tot 30% gebouwen met mogelijke wateroverlast in bepaalde steden en gemeenten.
In België neemt de industrie een groot aandeel van de uitstoot van broeikasgassen voor haar rekening. Ook transport en residentiële verwarmingen stoten een relatief groot aandeel broeikasgassen uit.
Tussen 2000 en 2020 daalde de koolstofintensiteit van de economie in het Vlaamse Gewest met 43%. Het gaat om de hoeveelheid energie gerelateerde CO2-uitstoot per eenheid van het bruto binnenlands product (BBP). Vanaf 2004 is er sprake van een absolute ontkoppeling tussen de economische groei en de energie gerelateerde CO2-uitstoot. Terwijl het bruto binnenlands product bleef stijgen, nam de energie gerelateerde CO2-uitstoot verder af.
De belangrijkste hefboom om meteen bij de bron CO2-uitstoot te vermijden, is werken aan de energie-efficiëntie. Economen menen dat er voor de bouw van particuliere woningen, het transport en de productie van elektriciteit alternatieve technologieën bestaan en dat klimaatneutraliteit in theorie haalbaar is.
Niettemin staan we niet alleen voor de uitdaging om klimaatopwarming verder af te remmen (mitigatie) onder meer door koolstofneutraliteit na te streven. We zullen onvermijdelijk ook moeten leren leven met andere klimaatomstandigheden (adaptatie). Civiele spelers nemen en kunnen daarin een belangrijke rol opnemen. Ze kunnen burgers informeren, stimuleren en toerusten om hun eigen ecologische voetafdruk te verkleinen. Daartoe kunnen ze de weg wijzen naar hernieuwbare energiebronnen, naar mogelijkheden om te isoleren, de aanschaf van zonnepanelen stimuleren en mogelijk maken, milieuvriendelijke verplaatsingen aanmoedigen en organiseren en alternatieven aanreiken voor de consumptie van vlees. Ook kunnen ze burgers op weg helpen om planeetvriendelijk te investeren (ethisch bankieren) en zelf als actieve burgers bij te dragen aan de duurzame transitiebeweging. Inspiratie daarover vind je op drawdown.org, een internationale bron voor klimaatacties en wetenschappelijk onderbouwde oplossingen voor het klimaatprobleem.