Inkomensongelijkheid
Omgevingsfactoren waarop individuen geen vat hebben zoals geboorteland en de geografische omgeving zijn wereldwijd een bron van ongelijkheid. Inwoners van Europa hebben gemiddeld gesproken een gunstig lot getrokken.
Wereldwijd neemt de ongelijkheid in vermogen tussen personen extreme proporties aan. In 2021 beschikten de allerrijksten (0,001% van de wereldbevolking, 51.700 volwassenen) over 6,4% van onze globale welvaart. De armste helft van de wereldbevolking (50%, 2,6 biljoen volwassenen) beschikte toen over 2% van de globale welvaart.
Extreme armoede leidt tot aantasting van de menselijke waardigheid, extreme rijkdom is een gevaar voor de democratie. Dat maakt het wegwerken van structurele ongelijkheid tot een uitdaging voor democratische overheden. Want naast geografische omgeving is ook sociale herkomst een bron van ongelijkheid. Dit leidt, samen met andere factoren, ook binnen landen en regio’s zoals België, Vlaanderen en Brussel tot ongelijkheid.
De gini-index is een internationaal vaak gebruikte maat om inkomensongelijkheid in een land of regio in beeld te brengen. De index geeft aan in hoeverre de verdeling van het inkomen over de inwoners verschilt van een perfecte gelijke inkomensverdeling. Hoe hoger de Gini-index, hoe groter de inkomensongelijkheid. Een indexwaarde van 0 staat voor een perfect gelijke verdeling. Een indexwaarde van 100 wijst erop dat al het inkomen behoort aan 1 persoon.
In 2021 (inkomens 2020) bedroeg de Gini-index in België 24,1. Dat is lager dan het gemiddelde voor de 27 landen die samen de Europese Unie uitmaken. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, mag dat cijfer niet stijgen. De trend is gunstig tussen 2004 en 2021.
In het Vlaamse gewest ligt de gini-index op 22,6. De Gini-index in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt 23,6 en volgt heel nauw de trend van de Gini-index in het Vlaamse Gewest.
Naast inkomensvergelijking kunnen we sinds kort (dankzij de Nationale Bank van België) ook vermogens vergelijken in België. En die vermogensongelijkheid in België is veel groter dan de inkomensongelijkheid en ook groter dan de meeste warnemers voordien verwachtten. De 10% rijkste gezinnen (D10) had de voorbije jaren 57% à 58% (bijna 3.000 miljard euro) van het totale netto vermogen in handen. Dat netto vermogen is berekend op basis van gekend roerend (financieel vermogen, beleggingen, …) en onroerend (o.a. vastgoed, wagens, maar exclusief kunstbezittingen) vermogen. Het aandeel in het totale netto vermogen van die top 10 neemt toe in de tijd.