Cultuurparticipatie
Volgens de metingen van de participatiesurvey in 2004, 2009 en 2020 nam ongeveer drie kwart van de bevolking deel aan minstens één culturele activiteit in de zes maanden vóór elke bevraging. In 2020 steeg dat tot 80%. Bovendien is ook de intensiteit van participatie toegenomen. In 2020 heeft 38,7% aan zeven of meer uithuizige culturele activiteiten deelgenomen; in de voorgaande metingen varieerde dat cijfer van 30,6% tot 32,3%.
Voor meerdere vormen van uithuizige cultuurparticipatie stelt het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie stijgende participatiecijfers vast tegenover de voorgaande metingen. Het meest spectaculair is de stijgende populariteit van concerten: het aandeel dat concerten bezoekt, verdubbelt maar liefst van 12,2% in 2004 naar 26,9% in 2020. Daarnaast noteren ook kunstmusea en de podiumkunsten een hogere participatiegraad. Ook voor erfgoedparticipatie werden hogere cijfers genoteerd voor 2020 dan voor 2004 en 2014.
Voor bioscoop- en bibliotheekbezoek blijft de participatie op gelijke hoogte over de vier meetmomenten.
De actieve deelname aan cultuur (amateurkunstbeoefening) bleef in 2020 (voor de covidpandemie) op hetzelfde niveau als bij de voorgaande edities. Net iets meer dan een kwart beoefende anno 2020 een creatieve hobby en oefende die minstens maandelijks uit.
Meer gedetailleerde analyses tonen dat het verhoogde aandeel hoger opgeleiden in de totale bevolking in belangrijke mate heeft bijgedragen tot het status quo of de stijging van de participatiecijfers, en dat voor zowel de participatie aan kunsten en erfgoed. Omdat hoogopgeleiden een groter aandeel in onze samenleving vormen en zij ook meer participeren aan uithuizige cultuur, noteert het Kenniscentrum Cultuur- en MediaParticipatie hogere participatiegraden. De keerzijde daarvan is dat sociale ongelijkheden in cultuurparticipatie onverminderd blijven bestaan.
Ook wanneer we rekening houden met de socio-demografische ontwikkelingen in onze samenleving blijken een aantal participatievormen in de lift.
In het najaar van 2022 namen iets meer dan 8 op de 10 volwassen inwoners van het Vlaamse Gewest deel aan minstens één culturele activiteit, meer dan in 2021 (76%). In die groep kunnen we drie verschillende types van participanten onderscheiden. Het ‘kernpubliek’ participeert minstens aan 2 soorten activiteiten per maand. De ‘belangstellende participanten’ nemen minstens 1 keer per jaar aan 3 verschillende soorten activiteiten deel. Ruim 60% van de bevolking behoort tot 1 van die 2 groepen en is daarmee een regelmatig cultuurparticipant. Dat aandeel is sterk toegenomen tegenover 2021. 2 op de 10 behoren tot de groep van ‘cultuurpassanten’. Zij nemen minder intensief aan cultuur deel. Een vergelijkbaar aandeel (17%) doet helemaal niet aan cultuurparticipatie.
In 2022 lag de cultuurparticipatie het laagst bij de 65-plussers. In de jongere leeftijdscategorieën ligt de participatie hoger. Net zoals voor de coronapandemie blijft de mate van cultuurparticipatie sterk verschillen naar opleidingsniveau. Hooggeschoolden participeren vaker aan cultuur dan laaggeschoolden. De groep van non-participanten is het grootst bij de laaggeschoolden.