Beoordelingselementen en -criteria

Civiel perspectief en open benadering

Het nieuwe decreet hanteert het civiel perspectief als eerste uitgangspunt. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties worden aanzien als autonome maatschappelijke actoren die vanuit hun missie en visie een eigen plaats innemen in het democratische proces. Ze krijgen publieke middelen om die rol als civiele actor te spelen.

Ze kunnen naar eigen keuze missie, inhoud en vorm bepalen. Ten minste, voor zover deze keuzes bijdragen aan het doel van het decreet en duidelijk in de lijn liggen van wat het decreet verwacht van een sociaal-culturele volwassenenorganisatie, namelijk dat ze in haar praktijken de drie sociaal-culturele rollen en een eigen mix van de vier sociaal-culturele functies realiseert.

Met die vrijheid krijgen organisaties meteen ook een grote verantwoordelijkheid. Ze moeten zelf aantonen dat ze die middelen gebruiken om via effectieve praktijken bij te dragen aan de door de organisatie gewenste impact. En er moet verantwoording afgelegd worden over de kwaliteit van de werking en de professionaliteit van de organisatie.

Verantwoording afleggen

Organisaties leggen verantwoording af in een vijfjarige cyclus van beleidsplanning en evaluatie. In eerste instantie dienen organisaties een subsidieaanvraag in waarvan het beleidsplan de kern uitmaakt. Dit beleidsplan wordt beoordeeld en de uitvoering ervan wordt voor de organisaties met een werking in heel Vlaanderen en Brussel halverwege de beleidsperiode in een visitatie geëvalueerd. Op basis hiervan wordt al dan niet een subsidie-enveloppe toegekend.

Voor de organisaties met een werking binnen een specifieke regio gebeuren evaluatie van de werking en de beoordeling van de subsidieaanvraag in één beweging in de aanloop naar een nieuwe beleidsperiode.

In dit proces van planning, evaluatie en verantwoording spelen de beoordelingselementen een centrale rol. Het decreet bevat twee parallel opgebouwde reeksen van beoordelingselementen, telkens opgesplitst in een inhoudelijk en een zakelijk deel. De ene reeks beoordelingselementen is geldig voor de landelijke organisaties, de andere voor de regionale organisaties.

Beoordelingselementen inhoudelijk en zakelijk

Beoordelingselementen landelijke organisatiesBeoordelingselementen regionale organisaties
Inhoudelijk gedeelte
1° de bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie aan het doel van het decreet, vermeld in artikel 3;1° de bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele organisatie aan het doel van het decreet:
2° de relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie tot de door de organisatie omschreven actuele maatschappelijke context;2° de relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele organisatie tot de actuele maatschappelijke context die de organisatie heeft omschreven:
3° de bijdrage van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie aan de realisatie van de drie sociaal-culturele rollen;3° de bijdrage van de sociaal-culturele organisatie aan de realisatie van de drie sociaal-culturele rollen:
4° de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie;4° de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-culturele organisatie:
5° de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-culturele functies, een toelichting bij de functiemix en de uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie;5° de uitwerking van de vier sociaal-culturele functies op de volgende wijze:
6° de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied;6° de werking met een relevantie en uitstraling voor de regio in kwestie, afgestemd op de culturele en maatschappelijke context van de regio en complementair aan de werking van andere spelers in de specifieke regio:
7° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd;7° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd:
8° de werking voor:
a) het brede publiek en de keuzes daarin voor gemeenschappen, doelgroepen of kansengroepen;
b) kansengroepen en de keuzes daarin voor gemeenschappen, doelgroepen of het brede publiek;
8° de werking voor het brede publiek en de keuzes daarin op het vlak van gemeenschappen, doelgroepen of kansengroepen:
9° de plaats van vrijwilligers in de sociaal-culturele volwassenenorganisatie en de manier waarop ze betrokken en ondersteund worden in relatie tot de visie en missie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie.9° de plaats van vrijwilligers in de organisatie en de manier waarop ze betrokken en ondersteund worden:
Zakelijk gedeelte
1° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid;1° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid:
2° de toepassing van de principes van goed bestuur;2° de toepassing van principes van goed bestuur:
3° de afstemming tussen het voormelde inhoudelijke en zakelijke deel van het beleidsplan.3° de afstemming tussen het inhoudelijke en zakelijke deel van het beleidsplan:

Elementaire beoordelingselementen

Zowel voor de ‘landelijke’ als voor de ‘regionale’ organisaties zijn er vier beoordelingselementen die als elementair worden beschouwd. Dat wil zeggen dat een organisatie altijd een negatief subsidieadvies krijgt, als ze op een van deze elementaire beoordelingselementen een onvoldoende heeft als resultaat.

Landelijke organisatiesRegionale organisaties
1° de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-culturele functies, een toelichting bij de functiemix en de uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie;1° de uitwerking van de vier sociaal-culturele functies
2° de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied of de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;2° de werking met een relevantie en uitstraling voor de betrokken regio, afgestemd op de culturele en maatschappelijke context van de regio en complementair aan de werking van andere spelers in de specifieke regio.
3° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd;3° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd;
4° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid4° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid

Onderliggende criteria

Bij de landelijke organisaties worden in het uitvoeringsbesluit voor elk beoordelingselement onderliggende criteria bepaald: een reeks voor de beoordeling van de subsidieaanvraag, de andere reeks voor de evaluatie van de werking bij de visitaties.

Bij de beoordelingscriteria ligt de nadruk op het kunnen onderbouwen en expliciteren van de keuzes en de plannen. Bij de evaluatiecriteria veeleer op het aantonen van de uitvoering, de resultaten en bijsturing. Hieronder vind je een voorbeeld van het beoordelingselement over de strategische en operationele doelstellingen van de organisatie en waarin je het verschil kan zien tussen de twee reeksen.

Strategische en operationele doelstellingen
Beoordelingscriteria• de organisatie heeft een onderbouwd en samenhangend geheel van strategische en operationele doelstellingen die ze wil realiseren
• de organisatie expliciteert de relatie tussen haar eigen doelen en haar missie, visie en de actuele maatschappelijke context die ze zelf omschreven heeft.
Evaluatiecriteria tijdens visitatie• de organisatie toont aan hoe ze uitvoering geeft aan de strategische en operationele doelstellingen van haar beleidsplan
• de organisatie geeft aan hoe ze haar werking opvolgt, zelfkritisch evalueert en bijstuurt als dat nodig is

In datzelfde uitvoeringsbesluit worden ook voor de beoordelingselementen van de ‘regionale’ organisaties de onderliggende criteria bepaald. Daarbij zijn altijd criteria geformuleerd die bruikbaar zijn voor de evaluatie van de bestaande werking en andere die eerder bruikbaar voor de beoordeling van de toekomstige planning. Hieronder een voorbeeld voor ditzelfde beoordelingselement.

4° de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-culturele organisatie:a) de werking van de organisatie is gestoeld op een onderbouwd en samenhangend geheel van strategische en operationele doelstellingen;
b) de organisatie toont aan hoe ze haar werking ter realisatie van die doelen vorm geeft, opvolgt, zelfkritisch evalueert en bijstuurt als dat nodig is;

Zowel bij de beoordeling als bij de evaluatie geeft de commissie per beoordelingselement een eindresultaat, dat tot stand komt als volgt:

voor één of meerdere onderliggende evaluatie- of beoordelingscriteria ‘onvoldoende’onvoldoende
voor geen enkel onderliggend evaluatie- of beoordelingscriterium ‘onvoldoende’ en voor één of meerdere onderliggende evaluatiecriteria ‘voldoet ten dele’voldoet ten dele
voor alle onderliggende evaluatie- of beoordelingscriteria ‘voldoet’voldoet

Leestip

Scroll naar top