Financiering en kwaliteitsbeoordeling
Wie komt in aanmerking?
Het decreet voorziet in een mogelijke subsidiëring van:
- sociaal-culturele volwassenenorganisaties die werken in het Nederlandse taalgebied (al dan niet met inbegrip van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad)
- sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking in een afgebakend gebied: per regio of voor meerdere regio’s samen – de 13 regio’s worden gedefinieerd in het decreet
- bovenlokale projecten van sociaal-culturele volwassenenorganisaties of van sociaal-culturele initiatieven
Kwaliteitsbeoordeling
Voor de kwaliteitsbeoordeling van organisaties worden in het decreet bepalingen opgenomen over:
- het indienen van de subsidieaanvraag door een organisatie en de toetsing aan de ontvankelijkheid door de administratie;
- de beoordeling van de subsidieaanvraag door een beoordelingscommissie;
- het formuleren van een preadvies door de commissie, reactiemogelijkheden van organisaties en het formuleren van een definitief subsidieadvies;
- de beslissing van de Vlaamse regering;
- het indienen van een voortgangsrapportage door de gesubsidieerde organisatie en de evaluatie door een visitatiecommissie;
- het formuleren van een voorlopig visitatieverslag door de visitatiecommissie, de mogelijkheden tot reageren en het formuleren van een definitief visitatieverslag;
- de kans tot remediëring van organisaties die een negatieve evaluatie met aanbevelingen kregen en de opvolging van de remediëring.
Voor organisaties die nog niet gesubsidieerd worden op basis van het decreet gelden dezelfde bepalingen, enkel de vorm en de beoordeling van de subsidieaanvraag wijken hiervan af.
Voor organisaties met een werking in een afgebakende regio gebeuren evaluatie en beoordeling gelijktijdig, in het vijfde jaar van de beleidsperiode.
Ten slotte voorziet het decreet specifieke bepalingen voor de kwaliteitsbeoordeling van bovenlokale projecten en voor de kwaliteitsbeoordeling tijdens de overgangsperiode.
Middelen voor uitvoering
De financiering van het decreet komt tot stand op basis van:
- de middelen voor de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 zoals dat van kracht was vóór de inwerkingtreding van het nieuwe decreet;
- de middelen voor de uitvoering van artikel 23 en 24 van het Participatiedecreet van 18 januari 2008 zoals dat van kracht vóór was de inwerkingtreding van het nieuwe decreet;
- de middelen interne staatshervorming op grond van artikel 44, §4, van het decreet van 4 april 2003 zoals van dat van kracht was vóór de inwerkingtreding van het nieuwe decreet;
- de middelen op grond van artikel 9, 1°, en 9, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector;
- de middelen in het kader van de regularisatie van de gesco-projecten.