Krachtlijnen van het decreet
Beleidsambities decreetgever
Het nieuwe decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk vervangt het decreet van 4 april 2003. In de algemene toelichting omschrijft de decreetgever het sociaal-cultureel volwassenenwerk als een belangrijk onderdeel van een democratische samenleving.
De nieuwe wetgeving moet het sociaal-cultureel volwassenenwerk “de mogelijkheid bieden om soepeler in te spelen op de maatschappelijke uitdagingen van de hedendaagse samenleving, wil de intrinsieke waarde van het sociaal-cultureel volwassenenwerk koesteren en de veelzijdigheid en de dynamiek van het sociaal-cultureel volwassenenwerk versterken. Dit moet bijdragen tot een sterkere zichtbaarheid en profilering van de sector.”.
Doel van het decreet
Het decreet wil “in het domein van het sociaal-cultureel volwassenenwerk organisaties subsidiëren die, vanuit een civiel perspectief en met respect voor de gemeenschappelijke sokkel van waarden, fundamentele rechten en vrijheden, een betekenisvolle bijdrage leveren aan de emancipatie en dialoog van mensen en groepen én aan de versterking van een duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenleving door sociaal-culturele participatie en gedeeld burgerschap van volwassenen te bevorderen en gedeelde samenlevingsvraagstukken tot publieke zaak te maken. Hiervoor ontwikkelen en verspreiden zij praktijken die hierop een werkend antwoord kunnen bieden.”.
Krachtlijnen van het decreet
De memorie van toelichting haalt zeven krachtlijnen aan die vervat zitten in het decreet:
1. Het civiel perspectief
Volgens de decreetgever zijn sociaal-culturele volwassenenorganisaties civiele organisaties.
Sociaal-cultureel volwassenenwerk beweegt op de naad tussen leefwereld en systeem en speelt een rol in het verfijnen en verdiepen van de democratie. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties “verbinden burgers, versterken de capaciteit van burgers om hun rol te spelen, bieden plekken waar burgerschap echt vorm krijgt en geven publiek stem aan noden en verzuchtingen van burgers.”.
Zo geeft het sociaal-cultureel volwassenenwerk mee vorm aan het publieke, pakt het maatschappelijke kwesties aan en bepaalt het mee de publieke agenda.
2. Opereren in de vrije tijd
Sociaal-culturele volwassenenorganisaties die in aanmerking willen komen voor subsidiëring moeten zich richten op mensen in hun vrije tijd. Vrije tijd is de tijd die volwassenen niet hoeven te besteden aan verplichte of noodzakelijke activiteiten zoals betaalde arbeid, school- of beroepsopleiding.
Organisaties moeten kunnen aantonen dat ze de subsidies die ze krijgen via het decreet hoofdzakelijk gebruiken voor hun werking en voor hun activiteiten waaraan mensen deelnemen in hun vrije tijd.
3. Sociaal-culturele participatie
Sociaal-cultureel volwassenenwerk heeft van oudsher een emancipatorische kracht en aandacht voor specifieke en kwetsbare groepen in de samenleving. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties kunnen weloverwogen keuzes maken op het vlak van strategie, perspectief en doelen met betrekking tot bepaalde gemeenschappen, doelgroepen, kansengroepen of het brede publiek.
De decreetgever maakt een afbakening met betrekking tot kansengroepen: het gaat om mensen in armoede, mensen met een beperking, personen van vreemde afkomst en gedetineerden. Uit respect voor de eigen keuzes van organisaties wil het decreet organisaties wel stimuleren en waarderen om de brede bevolking of de eigen achterban te versterken in het samenleven in onze superdiverse samenleving.
4. Kiezen open benadering met stimulansen voor vernieuwing, innovatie en kwaliteit
Deze krachtlijn wordt opgehangen aan verschillende bepalingen:
- Een functiegerichte benadering. Een functie geeft de aard, vorm en structuur aan van de sociaal-culturele praktijk en de daarmee beoogde processen. Het decreet onderscheidt vier sociaal-culturele functies: de leerfunctie, de maatschappelijke bewegingsfunctie, de cultuurfunctie en de gemeenschapsvormende functie. Organisaties, behalve de organisaties die werken in een regio, kunnen zelf per beleidsperiode hun functies (minstens twee functies) en functiemix bepalen. Organisaties worden verondersteld een duidelijke visie op de gekozen functies te hebben en hun functies op een geïntegreerde manier middels praktijken te realiseren.
Functies krijgen hun volle betekenis in het licht van de drie rollen die sociaal-culturele volwassenenorganisaties opnemen in het maatschappelijk middenveld: de verbindende rol, de kritische rol en de laboratoriumrol. - Een vlottere in- en uitstroom van organisaties. Eén keer per beleidsperiode is er een in- en uitstroom van organisaties met een werking in het Nederlandse taalgebied (al dan niet met inbegrip van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad) mogelijk. Er zijn geen instroombeperkingen. Organisaties die subsidies ontvangen, worden in het midden van een beleidsperiode geëvalueerd. Bij een negatieve evaluatie krijgen organisaties gedurende maximaal 24 maanden de kans zich te remediëren. Indien na die periode opnieuw een negatief oordeel wordt uitgesproken kan de Vlaamse Regering beslissen de subsidie te stoppen. Organisaties die wel positief remedieerden maar op hun nieuwe subsidieaanvraag een negatief eindoordeel zouden krijgen van de beoordelingscommissie, kunnen op beslissing van de Vlaamse Regering ook hun subsidie verliezen.
- Een dynamisch financieel kader. In het decreet zijn groei- en afbouwmogelijkheden ingebouwd. Per beleidsperiode – en binnen marges van 25% – kunnen subsidies van organisaties stijgen of dalen. Organisaties kunnen in hun subsidieaanvraag aangeven hoeveel middelen zij nodig hebben om hun ambities waar te maken. Het decreet voorziet minimumenveloppes voor organisaties en ook, onder voorwaarden, extra groeikansen voor organisaties met een kleine subsidiebedrag.
- Mogelijkheden voor sociaal-cultureel ondernemerschap. Organisaties krijgen de mogelijkheid zelf hun juridische vorm te kiezen voor zover deze een niet-commercieel karakter heeft.
5. Sterkere kwalitatieve benadering
De eigen ambities en de zelfsturing van organisaties vormen het uitgangspunt voor de kwaliteitsbeoordeling.
Een beoordelingscommissie beoordeelt de subsidieaanvragen en formuleert een advies aan de Vlaamse Regering. Organisaties die subsidies ontvangen, krijgen in het derde jaar van de beleidsperiode van vijf jaar een evaluatie door een visitatiecommissie.
De evaluatie en beoordeling gebeuren aan de hand van in het decreet uitgewerkte kwalitatieve beoordelingskaders. Alhoewel het decreet de klemtoon legt op een kwalitatieve benadering worden organisaties uitgenodigd om aan de hand van kwantitatieve gegevens de omvang van de werking en de resultaten, zowel inhoudelijk als zakelijk, in kaart te brengen.
6. Klemtoon op verduidelijking van de rollen van het sociaal-cultureel werk
Als civiele actoren nemen sociaal-culturele volwassenenorganisaties verschillende rollen op in de samenleving: de verbindende, de kritische en de laboratoriumrol.
7. Opereren op drie niveaus
Het decreet voorziet subsidies op drie niveaus. Organisatie die subsidies ontvangen, krijgen automatisch een erkenning. Subsidies zijn er voor:
- sociaal-culturele volwassenenorganisaties die werken in het Nederlandse taalgebied (al dan niet met inbegrip van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad)
- sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking in een afgebakend gebied: per regio of voor meerdere regio’s samen – de 13 regio’s worden gedefinieerd in het decreet
- bovenlokale projecten van sociaal-culturele volwassenenorganisaties of van sociaal-culturele initiatieven