Zelfevaluatie

Met het decreet van 4 april 2003 werd al ingezet op het stimuleren en versterken van een kwaliteitscultuur in organisaties. Met dit nieuwe decreet wordt die ambitie verder uitgediept.

Een kwaliteitscultuur in organisaties heeft onder andere te maken met goed weten wat je wil (missie en visie) in de actuele maatschappelijke context en met helder en concreet plannen (strategische en operationele doelstellingen). Dat zijn dan ook de kernelementen van je beleidsplan. Maar om echt kwaliteitsvol te werken volstaat het niet om goede plannen te maken: je moet ook evalueren en zo nodig actie ondernemen om bij te sturen.

Evalueren kan je op drie niveaus: je kan nagaan of de mate waarin je vooropgestelde doelstellingen hebt behaald, voldoet. Maar je kan ook een stapje verder gaan en nagaan of je wel de juiste doelen hebt vooropgesteld. Misschien lag de lat te hoog, of was de doelstelling wel naast de kwestie? Tot slot kan je ook kritisch evalueren over de manier waarop je werkt in de organisatie om die doelstellingen te realiseren. Elk niveau van evalueren is nodig om de kwaliteit van de werking voortdurend te verbeteren door waar nodig slim bij te sturen.

(Tussentijds) terugkijken

Bij de opmaak van een beleidsplan is een zelfevaluatie van de voorbij periode een noodzaak: de organisatie moet nagaan of strategische doelen en operationele doelen uit de vorige beleidsperiode in voldoende mate zijn gerealiseerd, of het wel de juiste doelen waren en of de manier van werken – het bestuur en het beheer van de organisatie, met inbegrip van de zakelijke kant – als voldoende effectief en efficiënt kan worden beoordeeld. De resultaten van deze zelfevaluatie moeten samen met de missie en de visie en met de maatschappelijke contextanalyse op tafel liggen bij het bepalen van de strategische en operationele doelstellingen voor de volgende beleidsperiode.

De kwaliteit van de uitvoering van het beleidsplan wordt bewaakt door ook tussentijds kritisch over de werking te reflecteren en bij te sturen: nagaan hoever het staat met de uitvoering van de operationele doelstellingen én bijsturen waar nodig. Tegelijk is het ook noodzakelijk om kritisch te reflecteren over de manier waarop in de organisatie wordt gewerkt om zo de kwaliteit van de werking voortdurend te verbeteren.

Kritische blik

Het decreet vraagt in deze logica dat organisaties bij de voorbereiding van de nieuwe beleidscyclus én bij de tussentijdse voortgangsrapportering zichzelf kritisch evalueren. Bij het opmaken van een nieuw beleidsplan wordt gevraagd om een zelfevaluatie te maken die betrekking heeft op de voorbije jaren van de beleidsperiode. Voor landelijke organisaties kunnen de adviezen van de visitatiecommissie daarbij opgenomen worden.

Deze zelfevaluatie geeft een beeld van sterktes en zwaktes van de werking en schetst welke uitdagingen en opportuniteiten er liggen voor de toekomst. In het voortgangsrapport wordt gevraagd om kritisch te reflecteren over de voortgang van de uitvoering van het beleidsplan en over de kwaliteit van werking. En wordt gevraagd om rond de vastgestelde sterktes of groeimogelijkheden of rond interessante opportuniteiten die zich voordoen, ook opnieuw concrete plannen of strategieën te ontwikkelen.

Scroll naar top