Beroepscontext
“Ik ben in dienst van de stad, maar ik werk voor de jonge mensen die er leven en dat is een moeilijk verhaal. Want zij zijn mijn werkgever niet. Daarom is participatie zo belangrijk voor mij. Als wij binnen de stadsdiensten naar een meerjarenplanning toewerken, dan kan mijn opdracht daarin nooit slagen door ideeën te zitten verzinnen achter een bureau. Dat is niet zinvol. Ik wil gaan luisteren, ik moet weten waar jongeren in Hasselt wakker van liggen, wat zij nodig vinden om te doen. Het gaat pas goed als wij hun ideeën meepakken en een plaats geven in de beleidsuitvoering.”
Lees het volledige interview met Toon Vanotterdijk
Welke beroepscontext bevordert sociaal-cultureel handelen?
In de beroepsuitvoering spelen tal van factoren buiten de directe controlesfeer van sociaal-cultureel werkers een rol: voor- en tegenstanders in de krachtenvelden waarin ze opereren, het beleid, een opdrachtgever, de organisatie waarvoor ze werken en burgers, doelgroepen, partners, netwerken en collega’s waarmee ze werken. Allemaal bepalen ze mee de condities, organisatie en omstandigheden van de beroepsuitvoering mee. Om in relatie tot al die factoren vakkundig aan de slag te gaan, claimen sociaal-cultureel werkers een zekere autonomie, engageren ze zich in netwerken en delen ze hun ervaringen en reflecties daarover in praktijkgemeenschappen.
Autonomie
Sociaal-cultureel werkers kunnen niet zomaar los van anderen hun eigen zin doen. Ze moeten wel tot op zekere hoogte kunnen handelen volgens eigen inzichten, standaarden en beslissingen. Voldoende professionele autonomie is noodzakelijk om vakkundig te kunnen handelen. Sociaal-cultureel werkers wachten daarbij niet af, ze verwerven actief de ruimte die ze nodig hebben om voldoende autonoom te kunnen handelen. Dat is noodzakelijk om hier en nu telkens opnieuw vorm te geven aan momenten, ruimtes, settings, afspraken, interacties, netwerken of een kader om bij te dragen aan de gewenste verandering. Sociaal-cultureel werkers gebruiken hun discretionaire ruimte: de ruimte die ze krijgen of nemen om binnen de grenzen van bepaalde richtlijnen zinvolle handelingen te stellen. In die ruimte maken sociaal-cultureel werkers de verbinding tussen een eigen interpretatie van de situatie, de richtlijnen van het beleid en hun organisatie, de wensen van de mensen, groepen en gemeenschappen waarmee ze werken en de mogelijkheden die zich daarbij aftekenen.
Netwerken
Sociaal-cultureel werkers verbinden mensen, groepen en gemeenschappen en verhouden zich hier en nu tot de concrete sociale en culturele context. Naast de mensen, groepen en gemeenschappen waarmee ze werken, spelen partners, vertegenwoordigers van belanghebbenden en beleidsactoren daarin een belangrijke rol. Samenwerken en netwerken laten sociaal-cultureel werkers toe in hun opzet te slagen. In netwerken vinden zij een structuur van organisaties en actoren die een of meerdere gezamenlijke doelstellingen nastreven. Dat helpt sociaal-cultureel werkers om hun handelingsruimte te vergroten, geeft hen meer mogelijkheden om verbeeldende, verbindende en versterkende taken op te nemen.
Om professioneel aan de slag te kunnen gaan op basis van praktische wijsheid en om de eigen ervaring aan te wenden bij de verdere ontwikkeling van de body of knowledge and skills van het sociaal-cultureel beroep, zoeken sociaal-cultureel werkers regelmatig inspiratie bij en dialoog met collega’s op. In een praktijkgemeenschap kunnen sociaal-cultureel werkers het eigen handelen delen en reflectie daarover uitwisselen. Zo helpen sociaal-cultureel werkers elkaar om hun professionele inzet te interpreteren, te bediscussiëren, bij te sturen en te versterken. Waar studiedagen, videoconferencing, webinars en symposia formele manieren zijn om expliciete kennis te delen, dragen ook supervisie-, intervisie-, collegagroepen, online communities en informele uitwisseling bij tot de ontwikkeling van een praktijkgemeenschap waarin ze spontaan en ongedwongen kunnen leren.