Rollen en functies: twee kanten van dezelfde medaille

In het maatschappelijk middenveld zijn heel veel spelers. Vakbonden. Ziekenfondsen. Lobbygroepen. Werkgeversverenigingen. Jeugdwerk. … Er is dus nood aan een helder kader waarmee men kan beoordelen welke organisaties met hun werking in het sociaal-cultureel werk met volwassenen vallen. De kernvraag is: hoe weet je dat je met sociaal-cultureel werk te maken hebt en niet met pakweg welzijnswerk of praktijken uit de opleidingswereld? Het antwoord ligt in het specifieke samenspel tussen de sociaal-culturele rollen én functies die vervat liggen in de praktijken die organisaties realiseren.  

Sociaal-culturele rollen: de maatschappelijke opstelling 

Het civiel perspectief zet sociaal-culturele organisaties in het hart van de democratie: zij dienen als civiele actor bij te dragen aan het gezond functioneren van het maatschappelijk middenveld – van de civiele samenleving. De drie sociaal-culturele rollen vertellen iets over hoe ze dat doen, namelijk door in de samenleving plekken te creëren waar mensen zich met elkaar kunnen verbinden, waar kritisch wordt nagedacht en wordt gesproken over wat er gebeurt in de samenleving en waar in de praktijk wordt geëxperimenteerd met nieuwe en betere maatschappelijke spelregels. Dat is als het ware het geschenk dat sociaal-culturele organisaties aan de samenleving geven. Dat is ook waarom de overheid sociaal-culturele organisaties wil ondersteunen.  

Mensen verbinden 

Sociaal-cultureel werk verbindt mensen. Creëert netwerken. Versterkt groepen. Geeft mensen de ruimte om zich te betrekken op anderen buiten de private sfeer van familie en vrienden. Sociaal-cultureel werk speelt zich af in groepen en gemeenschappen waarin mensen hun plek vinden en waarin ze zich kunnen ontwikkelen. Sociaal-cultureel werk speelt dus een verbindende rol in de samenleving: mensen verenigen, bruggen slaan tussen groepen en gemeenschappen, organisaties in het netwerk van civiele actoren hun plaats laten innemen, gedeelde waardekaders aanreiken, vertrouwen in de samenleving creëren. 

Vraagtekens zetten bij wat bestaat 

Sociaal-cultureel werk doet mensen nadenken. Draagt bij aan de kritisch dialoog. Mengt zich in maatschappelijke discussies. Voedt en voert mee het debat over waar het met de samenleving heen moet. Stelt onrechtvaardigheid aan de kaak. Droomt publiekelijk over duurzaamheid, solidariteit en een diverse en open samenleving. Daarmee zet het sociaal-cultureel werk in op de kritische rol: in vraag stellen wat vanzelfsprekend is, maatschappelijke spelregels aan kritisch onderzoek onderwerpen en verbeelden hoe het anders zou kunnen en moeten 

Handen aan de ploeg  

Maar sociaal-culturele praktijken beperken zich niet louter tot kritische reflecties, discussies en debat. Sociaal-cultureel werk verzamelt en stimuleert doeners. Mensen die samen willen zoeken hoe het anders kan. Die willen experimenteren met nieuwe maatschappelijke spelregels waar de heersende spelregels niet kloppen. Waar ze niet rechtvaardig of niet duurzaam zijn. In sociaal-culturele praktijken wordt geleerd over mogelijke nieuwe oplossingen, vanuit de hoop dat ze zullen werken. Vanuit de hoop dat andere mensen en groepen ze zullen overnemen en verbeteren. En dat ze zullen leiden tot nieuwe en gewenste maatschappelijke spelregels. Daarom is sociaal-cultureel werk ook een maatschappelijk laboratorium, waar maatschappelijk innoverende praktijken bijdragen aan werkzame oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Praktijken waarin burgers op beperkte schaal ‘voorafbeeldingen’ uitproberen van hoe de wereld er beter zou kunnen uitzien.  

Die laboratoriumrol wordt al van oudsher opgenomen in het sociaal-cultureel werk. We zijn de mede-uitvinders van de ziekenkassen, de vakbonden, vrouwenrechten, basiseducatie, het opbouwwerk, de sociale economie, het autodelen, het samen-tuinen. En van nog veel meer. De lijst is eindeloos. In voorgaande decreten was die rol minder prominent aanwezig: dat betekent dat de wetgever het sociaal-cultureel werk meer nog dan vroeger wil erkennen in haar bijdrage aan het werken aan nieuwe oplossingen voor nieuwe, maar ook vaak oude problemen en uitdagingen in de samenleving.  

De functies: de beoogde processen 

De drie sociaal-culturele rollen vertellen iets over de strategische opstelling van sociaal-culturele organisaties in de samenleving. Over wat ze bijdragen aan het maatschappelijk middenveld. Over wat en hoe ze willen bijdragen aan de ontwikkeling van die samenleving en over welke rol ze kunnen spelen in die veranderingsprocessen. De optelsom van de strategische doelstellingen van een organisatie zou dus in voldoende mate moeten bijdragen aan de realisatie van die drie rollen.  

Maar sociaal-culturele organisaties kan je niet alleen herkennen aan de drie rollen. Er zijn immers nog ‘middenvelders’ die gelijkaardige rollen opnemen. Denk maar aan vakbonden. Of aan NGO`s. Je herkent sociaal-culturele organisaties ook aan de activiteiten en interventies die ze opzetten. Daarmee proberen sociaal-culturele organisaties altijd heel doelgericht een eigen mix van ‘processen’ teweeg te brengen. Processen die bijdragen aan het realiseren van hun missie en van de drie sociaal-culturele rollen. Die processen definiëren de vier functies van het sociaal-cultureel werk.  

Prikkels tot leren 

Waar praktijken gericht zijn op het teweegbrengen van leerprocessen bij mensen, in groepen of organisaties – of zelfs op niveau van gemeenschappen – spreken we van de leerfunctie. In het decreet wordt de leerfunctie breed en open omschreven: overal waar een context of omgeving wordt gecreëerd waarin mensen kunnen leren, wordt de leerfunctie waargemaakt. Denk daarbij zeker ruimer dan enkel ‘educatieve programma’s’ zoals cursussen, lezingen, rondleidingen of trainingen. De leerfunctie kan ook gerealiseerd worden in een project met burgers, een uitwisseling tussen lotgenoten, een online-omgeving, een publiek debat, een prikkelende tentoonstelling … Zolang er maar doelgericht wordt ingezet op leerprocessen.  

Groepen en gemeenschappen versterken 

Praktijken binnen de gemeenschapsvormende functie zetten in op doelgerichte processen waarbij groepen ontstaan of versterkt worden. Waarbij mensen met elkaar aan de slag gaan en relaties ontwikkelen met elkaar. Waarbij mensen zich verenigen op basis van wat ze delen met elkaar, maar ook met oog voor verschil. Waarbij banden gesmeed worden binnen de eigen gemeenschap, maar ook over de grenzen van gemeenschappen heen.  

Cultuur maken en smaken 

Praktijken waarbinnen cultuur gemaakt of gesmaakt wordt, situeren we in de cultuurfunctie. Mensen leren er cultuur kennen en bevragen. Of laten zich bevragen door wat hen raakt in kunst of kunstenaars. Mensen vinden de weg naar culturele evenementen of erfgoed. Mensen creëren zelf cultuurproducten zoals toneel, muziek, tentoonstellingen, beeldend werk … Mensen kiezen bewust voor nieuwe culturele belevingen op vlak van eten, kunst, mode, religie en levensbeschouwing. Mensen stellen hun eigen culturele achtergrond, gewoonten en rituelen in vraag of delen die met elkaar. Mensen verbreden hun zicht op cultuur in de meest brede zin van dat woord.  

Engagement en politisering 

Bij de maatschappelijke bewegingsfunctie ligt de nadruk op het creëren van ruimte voor maatschappelijk engagement én op het politiseren. Zich verbinden in een campagne om minder vlees te eten. Zich inzetten voor de opvang van vluchtelingen. Deelnemen aan een optocht voor een beter asielbeleid of milieubeleid. Meeschrijven om politieke gevangenen vrij te krijgen. Samen met buren een autodeelgroep oprichten. Allemaal voorbeelden van mogelijkheden tot het opnemen van een engagement gecreëerd door sociaal-culturele organisaties. Maar ook het politiseren hoort bij de maatschappelijke bewegingsfunctie. Dat gebeurt overal waar mensen de particuliere kwesties die ze in hun leefwereld tegenkomen, gezamenlijk tot een publieke zaak maken. Denk bijvoorbeeld aan: als mensen die in armoede leven, samen verwoorden hoe hun armoede niet terug te leiden valt tot een ‘individueel probleem’, dan politiseren ze hun armoede. Dan benoemen ze samen de collectieve en gedeelde oorzaken die telkens opnieuw armoede produceren. Dan zoeken ze misschien samen naar wat een samenleving kan doen om die armoede te bestrijden. Als mensen een lokaal onveilige verkeerssituatie of de verontrustende stijging van het aantal burn-outs bespreken en aanklagen, dan politiseren ze. Wat hen raakt, verheffen ze tot een publieke zaak. Tot een kwestie van en voor de gemeenschap of de maatschappij.  

Twee kanten van dezelfde medaille 

Functies zitten dus aan de uitvoeringskant: ze laten zien op welke processen we via onze activiteiten mikken om onze missie en rollen waar te maken. Het is een misverstand dat bepaalde rollen zouden samenvallen met bepaalde functies. Zo wordt wel eens gedacht dat de verbindende rol één op één overlapt met de gemeenschapsvormende functie. Uiteraard werkt de gemeenschapsvormende functie verbindend. Maar ook leercontexten of maatschappelijke acties kunnen verbindend werken. Ook de maatschappelijke bewegingsfunctie wordt onterecht wel eens gelijkgesteld met de kritische rol. Ook in de cultuurfunctie kan via bijvoorbeeld de confrontatie met kunstenaars gewerkt worden aan het in vraag stellen van de samenleving. Of via culturele activiteiten kan als in een maatschappelijk laboratorium gewerkt worden aan nieuwe maatschappelijke spelregels: leren vegetarisch koken bijvoorbeeld. Of een sociaal-artistieke praktijk waarin vluchtelingen met mensen van hier aan de slag gaan en een jazz-ensemble opzetten. In wezen kan elke functie bijdragen tot elke rol. Ze zijn als het ware twee kanten van eenzelfde medaille. Bovendien dragen heel veel activiteiten de mogelijkheid in zich om processen op gang te brengen die tot verschillende functies behoren én aan verschillende rollen bijdragen. In een samen-tuin leren mensen zelf groenten en kruiden telen en wordt een gemeenschap gevormd. Maar er wordt ook kritisch nagedacht over hoe onze reguliere voedselconsumptie ertoe leidt dat we boontjes per vliegtuig invoeren uit Zuid-Afrika. En in de praktijk wordt het alternatief van lokale en seizoensgebonden voedselproductie als nieuwe spelregel uitgeprobeerd.  

Het is dus juist die verwevenheid van rollen en functies die het sociaal-cultureel werk een eigen en herkenbaar gezicht geeft.  

Scroll to Top