19
2022
De kracht van de plek
Socius: Als de vraag luidt hoe de samenwerking met burgerinitiatieven in relatie tot plekken kan versterkt worden, is het duidelijk dat er van lokale besturen een flexibele basishouding wordt gevraagd. Ze moeten vanuit vertrouwen werken en optreden als verbinder. Zagen jullie die flexibele basishouding ook terug bij de lokale besturen van de praktijken die jullie bezocht hebben in het kader van jullie verkenning.
Sophie Leroy: “Het is een beetje ‘both ways’. Bij de praktijken die ik heb bezocht was dat misschien nog eerder een bron van frustratie. Neem het voorbeeld van‘Dwarsligger’ uit Melle. Eerst was er vanuit de gemeente interesse voor ondersteuning, maar toen puntje bij paaltje kwam bleek dat toch niet zo te zijn of werd er moeilijk gedaan over bepaalde regels. Zulke zaken hoor je wel vaker. Anderzijds zijn er ook wel positieve ervaringen. In Kortrijk bij ‘Lieve Zusjes Stoere Broers’ zag je net een goede wisselwerking met de stad en werd er echt samengewerkt. Ik denk dus dat er al heel wat stappen worden gezet, maar dat extra ondersteuning nog wel wenselijk is.”
“Het op zoek gaan naar gemeenschappelijke waarden, attitudes of manieren van werken is heel belangrijk.”
Griet Juwet: “Het is inderdaad dubbel. Het hangt ook af van het project. ‘Samen voor morgen’ was daar heel duidelijk in. Zij wilden echt partnerschappen sluiten, de hand reiken en in dialoog met de stad gaan. Terwijl ‘Free54’ net als reactie is ontstaan tegen wat de overheid doet. Je kan er dus moeilijk een algemene uitspraak over doen. Het heeft veel te maken met wat voor soort partner er moet worden samengewerkt of verbinding moet worden gezocht. Dat hangt heel nauw samen met de waarden en uitgangspunten van de initiatieven. Het op zoek gaan naar gemeenschappelijke waarden, attitudes of manieren van werken is daarin heel belangrijk.”
Socius: Als sociaal-ruimtelijk onderzoeksbureau hebben jullie heel wat ervaring in het begeleiden van participatieprocessen. Die zouden heel wat kansen moeten bieden om die verbinding en dat vertrouwen tot stand te brengen. Is dat in de praktijk niet het geval?
SL: “Participatie vindt tegenwoordig veel meer plaats, maar is vaak toch nog een soort van verplicht nummertje. Besturen begrijpen niet altijd waar participatie echt om draait. Het is nog vaak top-down, eerder informeren en niet zozeer co-creëren. Je merkt ook dat in steden en gemeenten waar meerdere trajecten lopen de input niet altijd wordt doorgegeven. Burgers steken veel tijd en energie in infomomenten en stellen vervolgens vast dat er niets gebeurt met hun input. Uiteraard zijn dat processen die lang duren. Maar bij wijze van spreken wordt een half jaar later om hun input gevraagd voor een ander project waar opnieuw niets mee gebeurt. Zo ontstaat er een soort van participatiemoeheid. Overheden moeten participatie au sérieux nemen en burgers zien als partners, niet als een actoren die je moet bevragen.”
Overheden moeten participatie au sérieux nemen en burgers zien als partners, niet als een actoren die je moet bevragen.
GJ: “Het heeft ook veel te maken met de verwachtingen waarmee burgers worden betrokken. Het is misschien niet altijd even helder voor de overheid en voor de burgers vanuit welke insteek een participatiemoment wordt georganiseerd. Het kan perfect legitiem zijn om gewoon te informeren of om input te vragen. Maar je kan burgers ook als partners zien en aan cocreatie doen. Dan gaat het voor een deel over het loslaten van de controle en het delen van eigenaarschap. Maar als het voor beide partijen niet duidelijk is wat de verwachtingen zijn, leidt dat tot frustratie en wantrouwen waardoor het de volgende keer ook weer moeilijk wordt om op een betekenisvolle manier mensen te betrekken.”
SL: “Overheden zijn veel bezig met tijdelijke invullingen en pilootprojecten. En er zijn ook al goede voorbeelden van hoe burgerinitiatieven daarbij worden betrokken. Maar besturen werken met masterplannen en visies die jaren duren en wat je dan vaak ziet is dat er voor bepaalde projecten wordt gezocht naar burgers of trekkers op het terrein die via een tijdelijke invulling zo’n masterplan al kunnen doen leven. In veel gevallen valt het dan stil of stopt het omdat de masterplannen en visies wel zijn uitgetekend, maar niet de concrete acties. Dan kom je in situaties terecht waarin de rolverdeling en verwachtingen onduidelijk zijn met alle gevolgen van dien. We werken nu aan een project rond sociale buurten waar we sociale professionals bij betrekken. We zien dat die een eigen manier van werken hebben die tijd vraagt. Tijd om in een wijk te gaan te zien wat daar speelt en dingen echt te begrijpen. Daar moet je niet alleen rekening mee houden maar het veronderstelt ook dat je als actor in het proces van elkaar wil leren.”
Socius: Uit jullie bevraging bleek dat initiatieven bepaalde doelgroepen onbedoeld kunnen uitsluiten. De locatie van de plek, de inrichting, de initiatiefnemers … het zijn allemaal factoren die daarbij kunnen meespelen. Het bereiken van een breder publiek blijkt ook hier geen gemakkelijke klus.
SL: “Tijdens de bespreking op het inspiratiemoment zat er iemand in mijn groep die in Anderlecht radio maakte met de bewoners uit de buurt. Erg inclusief en ook succesvol. De bewoners namen het project daar ook echt mee in handen. Maar het is nog maar de vraag of het project wordt verdergezet omdat het zoveel tijd en energie vraagt. Iedereen in de groep benijdde de resultaten van het project, maar het bleek in de praktijk moeilijk haalbaar. Zeker in onze wereld van planning zijn die nodige tijd en middelen niet altijd aanwezig. Je mag het inclusiegegeven dus niet te ideologisch of te naïef bekijken.”
“Het is een grotere uitdaging om creatieve methodes te ontwikkelen om echt de noden te mappen van heel diverse mensen.”
GJ: “Plekken kunnen onbedoeld drempels creëren voor bepaalde groepen. Bij Endeavour zijn we erg bezig met de link tussen het sociale en het ruimtelijke. Dan kom je bij de vraag hoe je mensen op een meer inclusieve manier kan betrekken bij het vormgeven van de stad of de publieke ruimte. Momenteel zijn we bezig met een project rond de tuin van de Permekebibliotheek in Antwerpen. Syrische vrouwen, nieuwkomers maken daar werk van een safe space waar ze zich thuis kunnen voelen. Er bestaan wel al vuistregels of ontwerpprincipes om letterlijk en figuurlijk bepaalde drempels in de publieke ruimte weg te werken, denk maar aan verlichting, sociale controle, de vormgeving van stadsmeubilair, toegankelijkheid voor buggy’s en rolstoelen. Maar een grotere uitdaging is om creatieve methodes te ontwikkelen om echt de noden te mappen van heel diverse mensen. Ik denk dat we op een meer creatieve manier in dialoog moeten gaan om andere inzichten en ervaringen te capteren. Daar loopt het nu nog mis. Dat kan ook interessant zijn voor het sociaal-cultureel werk. Want je kan die dialoog ook op een culturele of artistieke manier aanpakken. Als planners gebruiken we vaak kaarten maar dat is niet noodzakelijk de manier waarop mensen zich uitdrukken over hoe ze de ruimte beleven. Dat kunnen ze misschien beter doen in verhalen, met liederen of poëzie. Er is dus nood aan methodieken waarmee we het proces over hoe een plek tot stand komt, kunnen aanpassen.”
SL: “Dat klopt. We mogen niet vergeten dat het proces vaak belangrijker is dan het eindproduct. Vrouwen die mee een plek hebben ontworpen gaan zich die plek ook meer toe-eigenen. Het proces is dus een cruciale succesfactor.”