16
2017
De regio en de straat
Burgerinitiatief, Sociaal-cultureel werken
Er verandert iets aan de schaal van sociaal-culturele praktijken. We komen uit een tijd waarin de buurt, wijk of parochie centraal stond. Of er werd gedacht en gewerkt op niveau van de gemeente en de stad. Vandaag zien we verschuivingen. Een verschuiving naar de straat en een verschuiving naar de regio.
Een verschuivende betekenis van solidariteit
Aan de ene kant spelen nieuwe praktijken zich af binnen de context van een straat of enkele aanpalende straten: straatfeesten, speelstraten, buurtbanken of samen-tuintjes in publieke perken. Bewoners richten zich op hun buren, de mensen waarmee ze dagelijks de publieke ruimte rond hun huis delen. Daar zit een interessante overweging achter over de verschuivende betekenis van solidariteit. In de laatste tweehonderd jaar zijn er verschillende redenen geweest waarom mensen zich solidair gingen verenigen en elkaar gingen opzoeken om samen iets te realiseren.
De motivatie was bijvoorbeeld van levensbeschouwelijke aard: groepen stampten iets uit de grond vanuit een gedeeld waardekader. De sociale strijd voor meer rechtvaardigheid, voor de verdediging van het eigen belang was daarnaast ook belangrijk: mensen die een bepaalde maatschappelijke positie deelden (bv. arbeiders, boeren, …) verenigden zich omdat zij zo meer kracht en tegenkracht konden ontwikkelen. Solidariteit kreeg dus vorm in het verenigen en het samen organiseren, maar gebeurde altijd vanuit het gemeenschappelijke, vanuit een gedeelde identiteit.
Superdiversiteit en het kleine ontmoeten
Vandaag is dat minder vanzelfsprekend geworden. In de superdiverse samenleving ervaren mensen vooral verschil en is het niet vanzelfsprekend zich met anderen te verbinden op basis van gemeenschappelijke waarden of gedeelde sociologische kenmerken. Wat iedereen wel deelt, is een publieke ruimte rond de plek waar ze wonen. Samen zorg opnemen voor die publieke ruimte en de kleine ontmoeting organiseren in die buurt kan een nieuwe bron zijn van solidariteit in de toekomst. Het is juist dat wat zich aandient in alle kleinschalige initiatieven op niveau van de straat of de kleine buurt.
Samen zorg opnemen voor die publieke ruimte en de kleine ontmoeting organiseren in die buurt kan een nieuwe bron zijn van solidariteit in de toekomst.
Aan de andere kant worden regio’s hoe langer hoe meer de reële belevingshorizon van mensen. De regio is de mentale en vaak ook fysieke ruimte waarbinnen mensen zich natuurlijk bewegen. Het lokale wordt overstegen. Mensen trekken naar de stad in de regio voor het culturele aanbod of gewoon om lekker te gaan eten. Ze werken een eind weg van hun dorp. De kinderen gaan naar school twee gemeenten verder. Vrienden wonen in naburige gemeenten. Ze spelen competitiesport in de hele regio en noem maar op.
De regio als speelterrein
Deze sociologische vaststelling noopt ook het sociaal-cultureel werk tot actie en reflectie. Al in het innovatietraject van Socius kwam naar voor dat de regionale schaal mogelijk in de toekomst een belangrijk niveau zou kunnen worden voor het realiseren van maatschappelijke innovatie. Regio’s bevatten voldoende gedifferentieerde spelers voor interessante interacties en netwerken waarbinnen nieuwe ideeën kunnen ontstaan. Netwerken waarbinnen voldoende draagkracht kan gegenereerd worden om deze ideeën ook werkelijkheid te laten worden. We zouden kunnen spreken van een regionale (sociaal-)culturele ruimte, waarin deze interacties en netwerken zich kunnen ontwikkelen binnen natuurlijke en vloeiende verbanden, op maat van de betrokken werkers en organisaties. Er is voldoende afstand, voldoende nabijheid en voldoende betrokkenheid op een gedeelde realiteit. Er zijn verbindende geschiedenissen die een nieuwe toekomst mogelijk maken.
Regio’s bevatten voldoende gedifferentieerde spelers voor interessante interacties en netwerken waarbinnen nieuwe ideeën kunnen ontstaan.
Op dit moment zijn er relatief weinig modellen in het sociaal-cultureel werk waarbinnen deze regionale culturele ruimte wordt benut in functie van gedeelde projecten van maatschappelijke innovatie. Enkele regionale volkshogescholen slaagden er al wel in om netwerken te creëren waarbinnen vernieuwende projecten tot stand kwamen. Zulke netwerken functioneren dan als ‘regionale hubs’ of draaischijven die verder gaan dan ‘het klassieke netwerken’. Als hub ontwikkelen ze praktijken waarin ze gedeelde doelen naar voor schuiven voor maatschappelijke innovatie en waarin ze gedeelde draagkracht ontwikkelen.
Een regionaal beleidsniveau?
Op vlak van ontwikkelingen op beleidsniveau zijn er goede argumenten te formuleren om vanuit het sociaal-cultureel werk deze regionale schaal verder te verkennen. Tot nu toe zijn er drie schaalniveaus geweest voor het beleid inzake sociaal-cultureel werk: Vlaanderen – de provincies – steden en gemeenten. Op ruimere schaal is er daarnaast ook een duidelijke invloed van het Europese niveau. Door de bewegingen op niveau van de provincies evolueert het zwaartepunt nu naar slechts twee niveaus: Vlaanderen enerzijds en steden en gemeenten anderzijds. De vraag is nu of dit een goede zaak is voor maatschappelijke innovatie en de ontwikkeling van nieuwe praktijken, en dit omwille van het volgende spanningsveld:
- Het niveau van steden en gemeenten moet in staat zijn om heel goed voeling te houden met wat er gebeurt. Maar vaak is ‘het volume’ te klein om ook grootschaligere innoverend projecten te kunnen bemoedigen en ondersteunen.
- Vlaanderen heeft voldoende volume om dat wel te doen, maar heeft door zijn grootte dan weer een zekere traagheid– een traagheid die niet altijd compatibel is met maatschappelijke innovatie.
In een aantal praktijken komt de ‘tussenschaal’ in het vizier: het niveau van de (stads)regio. Op dit moment is er nog geen beleidsniveau waar kan gewerkt en gedacht worden op regioschaal – de provincies zijn te groot, ze stoten de persoonsgebonden materies af en de meeste beleidsinstrumenten zijn gericht op het niveau van stad en gemeente. Het beleidsniveau sluit dus niet aan op het belevingsniveau van burgers. Het ‘regiodecreet voor cultuur’ dat momenteel in de pijplijn zit, bevat heel wat kansen. In het kader van een overheidsbeleid zouden beleidsinstrumenten en contexten kunnen ontwikkeld worden in functie van de schaal van (stads)regio’s en in functie van maatschappelijke innovatie.