sep
23
2020

Hoe kunnen gemeenten lokale burgerinitiatieven laten bloeien?

Burgerinitiatief

Blog, Powerpoint

Lokale burgerinitiatieven schieten bij wijlen als paddenstoelen uit de grond. Niet altijd vinden ze in hun lokale bestuur de grootste supporter of de juiste partner. Niet altijd is het lokale bestuur goed toegerust om een gezonde voedingsbodem voor burgerinitiatieven te creëren. Reden genoeg om na te denken over wat een lokaal bestuur kan doen om burgerinitiatieven te laten bloeien. En dat is exact wat we gisteren deden tijdens ons inspiratiemoment in HAL 5.

Een bonte verzameling van lokale ambtenaren, sociaal-cultureel werkers en andere geïnteresseerden proefden van een aantal inspirerende voorbeelden zoals HAL 5 in Kessel-Lo, de ASIAT-site in Vilvoorde en het Buurtbudget in Arendonk. Daarnaast schotelden we de aanwezigen vijf kwesties voor die we in deze blog aansnijden.

Het nieuwe burgeren

Lokale besturen kunnen dagelijks vaststellen dat burgers in beweging zijn. Ze zijn tot veel bereid én ze doen van alles in de tussenruimte tussen overheid en leefwereld. Er wordt vandaag niet zozeer gedacht vanuit klassieke ideologieën, maar er wordt ‘gehandeld’ om een probleem of uitdaging aan te pakken.

Lokaal spelen zich zoekprocessen af, waarin burgers het initiatief en het eigenaarschap opnemen. We kunnen dan ook met recht en reden spreken over ‘het nieuwe burgeren’: burgerschap is niet langer enkel een status, burgeren is een werkwoord, verbonden met actie en eigenaarschap. Het is iets doen voor het goede samenleven.

“Burgeren is een werkwoord, verbonden met actie en eigenaarschap.”

Veel van wat die burgers ondernemen, laat zich niet vanzelfsprekend vangen in de klassieke aanpak van gemeenten. Toch is er heel vaak welwillendheid vanwege lokale besturen en hun administraties: ze zien deze initiatieven graag gebeuren. Want ze dragen bij tot de kerntaak van een gemeente: zorg dragen voor de kwaliteit van het samenleven en van de gedeelde ruimte. Gemeenten zijn zich bewust van de veranderingen die zich aandienen en zijn op zoek naar hoe ze zich kunnen opstellen in dit voor hen nog maar weinig ontgonnen veld.

De vijf kwesties voor lokale besturen

Wil je als lokaal bestuur sterker inzetten op een tussenruimte waarbinnen burgerinitiatieven kunnen gedijen? Dan zijn er vijf kwesties die een overweging en een debat waard zijn. Ze kunnen leiden tot meer bewuste keuzes en een meer gerichte aanpak. Tegelijk vragen ze pragmatische oplossingen en praktische tools.

1. Zorgvuldig verbinding maken

Als een lokaal bestuur wil bijdragen aan de bloei van burgerinitiatieven in die tussenruimte, moet het zorgvuldig verbinding maken met een heel diverse en losse verzameling lokale spelers. In de toekomst zullen nieuwe relatievormen zich moeten ontwikkelen, gericht op ‘samenwerking’ en wederzijds respect voor elkaars rol en initiatief.

Dit veronderstelt dat de ene niet de uitvoerder is van het beleid of de ambitie van de ander, maar dat er vertrokken wordt van een wit blad of van een gedeelde ambitie. Waar burgers het initiatief nemen en het eigenaarschap kunnen behouden in relatie tot de overheid, kunnen sterke burgerschapspraktijken ontwikkeld worden. Van een gemeentebestuur (politici én ambtenaren) vergt dit een aanpak gestoeld op een grondhouding van vertrouwen, erkenning en bemoediging.

“Waar burgers het initiatief nemen en het eigenaarschap kunnen behouden in relatie tot de overheid, kunnen sterke burgerschapspraktijken ontwikkeld worden.”

Een speciale plek in de relatie tussen bestuur en tussenruimte kan worden weggelegd voor de ‘pivoterende ambtenaar’. We kennen het beeld van de pivoterende basketbalspeler die om een voetfout te vermijden met de bal in de hand één voet zoveel mag verplaatsen als hij wil, zolang hij de andere maar ter plekke laat staan. Zo kan hij de bal in alle richtingen doorspelen en een blik houden op de volle breedte van het speelveld.

Dat is exact wat gemeentebesturen kunnen doen: één of enkele ambtenaren laten ‘pivoteren’. Eén voet binnen de administratie, dicht bij de bestuurders. En de andere voet vrij bewegend al naargelang de relaties en initiatieven die zich ontwikkelen in de tussenruimte.

“Een pivoterende ambtenaar mobiliseert het sociaal kapitaal dat in een gemeenschap aanwezig is.”

Een pivoterende ambtenaar kan vanuit zijn vele contacten in de tussenruimte in dialoog gaan met de interne diensten van de gemeente om te onderhandelen, te bemiddelen en om dingen gedaan te krijgen in functie van wat burgers nodig hebben. Hij kan een belangrijke brugfiguur zijn naar de bestuurders die beleidsbeslissingen moeten nemen: verduidelijken, achtergrond geven, perspectieven bieden. Zo mobiliseert hij het sociaal kapitaal dat in een gemeenschap aanwezig is.

2. De dynamiek van doén versterken

Typisch voor de nieuwste generatie burgerinitiatieven is dat ze vaak letterlijk iets doen: concreet en tastbaar. Ze wachten niet tot de overheid het kader schept: ze ondernemen, steken de handen uit de mouwen om te realiseren wat ze belangrijk vinden. Zo wordt snel ontdekt wat werkt en wat niet en hoe dingen kunnen verbeteren en groeien.

“Typisch voor de nieuwste generatie burgerinitiatieven is dat ze letterlijk iets doén.”

Het komt er dus op aan om die dynamiek van doen te ondersteunen en versterken. Om condities te scheppen die zo weinig mogelijk belemmeringen opwerpen tussen bedenken en doen. Om experiment en initiatief zoveel en zo open mogelijk te faciliteren. Kort op de bal.

3. Samen de tussenruimte beheren

De eerste vraag die zich hier stelt: welke initiatieven of noden kunnen opgenomen worden door burgers in de tussenruimte en welke vallen onder de verantwoordelijkheid van de overheid? Voor welke kwesties willen en kunnen lokale besturen zelf de regie opnemen en op welke gebieden willen ze een ondersteunende rol spelen ten aanzien van initiatieven van burgers? Deze dialoog voeren binnen het beleid maar ook met burgers kan hierover duidelijkheid scheppen.

Ten tweede is er de vaststelling dat heel wat burgerinitiatieven niet passen binnen de bestaande participatiearrangementen in de tussenruimte. Niet binnen de adviesraden en niet in de bestaande subsidiereglementen. Vandaar dat ze moeten rekenen op eerder informele kanalen: ambtenaren of politici persoonlijk aanspreken, een beroep doen op bestaande verenigingen of organisaties om toegang te krijgen tot het bestuur. Is dit het moment om het participatielandschap op lokaal niveau grondig te hertekenen?

4. Regelen en recht doen aan het verschil

Het gelijkheidsbeginsel (‘égalité’) is sinds de Franse Revolutie één van de fundamenten van onze democratie. Elke burger krijgt van de overheid een gelijke behandeling en toegang tot gelijke rechten in gelijke gevallen. Op lokaal niveau betekent dit vaak dat relaties met burgers en de ondersteuning van initiatieven moeten passen binnen reglementen of welomschreven participatiearrangementen. Voor iedereen gelijk.

Maar voor nieuwe burgerinitiatieven kunnen deze regels een hinderpaal zijn, waardoor de toegang tot ondersteuning bemoeilijkt wordt. Voor lokale besturen die willen inzetten op een lokale burgerdynamiek kan de bestaande reglementenpolitiek dus een flink remmende factor zijn.

Voor lokale besturen die willen inzetten op een lokale burgerdynamiek kan de bestaande reglementenpolitiek een remmende factor zijn.

Elke gemeente kan de bestaande reglementen grondig screenen vanuit de vraag of ze voldoende toegerust zijn om nieuwe initiatieven met onuitgegeven vormen mogelijk te maken. Aanpassingen kunnen volgen om zo minder drempels op te werpen.

5. Legitimeren en de toegang verruimen

Het lokale bestuur hoeft als legitieme vertegenwoordiging van alle burgers niet voor alle particuliere initiatieven een faciliterende rol te spelen: het kan zijn ondersteuning ook verbinden aan voorwaarden die ondernemende burgers sturen in de richting van het algemeen belang.

Een voorwaarde voor ondersteuning kan zijn of er werkelijk een maatschappelijke meerwaarde voor een voldoende brede groep van burgers wordt gecreëerd – voldoende om ook publieke ondersteuning te kunnen verantwoorden. Minstens twee criteria kunnen daarbij als maatstaf dienen:

  • Een bestuur kan oog hebben voor de representativiteit van zich ontwikkelende burgerinitiatieven: weerspiegelen de initiatiefnemers in voldoende mate de gemeenschap waarvoor ze het burgerinitiatief opzetten?
  • Het tweede criterium is misschien nog belangrijker: is de toegang voldoende ruim en open zodat iedereen die een belang heeft bij het initiatief ook betrokken kan raken? Anders gezegd: zijn er geen onredelijke uitsluitingsmechanismen waardoor bijvoorbeeld burgers van diverse origine of vanuit diverse kansengroepen geen toegang krijgen?

De democratie staat nooit stil

Het boeiende aan de lokale democratie is dat zij voortdurend in verandering en ontwikkeling is. Dat zij altijd voor nieuwe uitdagingen staat en dus nooit ‘af’ is. In de bovenstaande leidraad voor reflectie schuilt voor alle duidelijkheid geen definitief antwoord of ideaalbeeld. Het is niet meer dan een kader voor overweging en gesprek om telkens opnieuw als lokaal bestuur een antwoord te bieden op de uitdagingen die zich lokaal stellen. En we weten nu al dat met elk antwoord dat een lokaal bestuur biedt, zich nieuwe uitdagingen zullen stellen. Mooi toch?

Op zoek naar extra handvatten? Lees dan zeker het volledige artikel Take five: hoe kunnen gemeenten lokale burgerinitiatieven laten bloeien? Of blader eens door de presentatie van ons inspiratiemoment in HAL 5.


Gie Van den Eeckhaut

Gie Van den Eeckhaut

Scroll to Top