jan
23
2023

Kies niet voor de gemakkelijke weg

Diversiteit, Sociaal-cultureel werken

Blog

“Maatschappelijke verandering gebeurt door af en toe je vlag ver genoeg te planten”

Dit artikel staat in het Wij-zij magazine van Socius.

Als het over de thema’s mensenrechten, ongelijkheid en racisme gaat, is Naima Charkaoui een autoriteit. De politicologe stond de afgelopen jaren aan het hoofd van het Minderhedenforum en het Kinderrechtencommissariaat, en werkt sinds 2019 voor 11.11.11. Ze publiceerde boeken zoals Racisme. Over wonden en veerkracht en Het open-grenzenmanifest. We praten met haar over polarisatie en de rol van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 

Wat is jouw kijk op de term polarisatie?

Naima Charkaoui: “Ik sta kritisch tegenover het woord omdat het vaak niet correct wordt gebruikt. Laat ik beginnen met de visie die ik volg. Veel mensen hanteren het begrip polarisatie om de verharding van het debat aan te tonen. Dat zie je vooral op sociale media. Daar wordt niet op de inhoud, maar op de persoon gereageerd. Mensen schelden, gebruiken agressieve woorden en intimideren elkaar. In plaats van argumenten aan te reiken, vechten ze met woorden. Het wordt blijkbaar meer en meer de gewoonte om op die manier te discussiëren. Dat is een problematische evolutie en geen gezonde ontwikkeling voor het maatschappelijk en politiek debat. Heel wat mensen willen of kunnen daardoor het debat niet langer voeren. Ik voel hetzelfde. Soms deel ik bewust mijn mening niet op sociale media, omdat ik geen bagger over mij wil krijgen. Het voelt alsof ik in de arena van een bokswedstrijd sta en continu moet terugvechten. Daar pas ik voor. Maar als niemand nog zin heeft om mee te doen, blijven op het einde alleen maar de boksers over…” 

“Tegelijk ben ik dus ook kritisch. Polarisering wordt vaak gelijkgesteld aan het feit dat tegengestelde meningen problematisch zijn en dat de twee extremen in een debat allebei niet kunnen. Dat zie je bijvoorbeeld in het model van de filosoof Bart Brandsma. Een theorie die alomtegenwoordig is. Daar heb ik het moeilijk mee. Volgens mij is het niet per se de inhoud die maakt dat iets polariseert, maar de vorm. Als ik zeg dat ik radicaal voor mensenrechten ben, dan kan je mijn stelling niet op dezelfde hoogte plaatsen als iemand die zegt dat hij radicaal tegen mensenrechten is. Het betekent trouwens niet dat ik vind dat die persoon geen recht van spreken heeft. Ik geef nog een voorbeeld. Je hebt mensen die vinden dat niemand in ons land binnen mag. Ze zijn tegen migratie en zelfs racistisch. Aan de andere kant heb je mensen die voor open grenzen zijn. Voor mij staan die niet op dezelfde hoogte. Nochtans wordt polarisatie vaak op die manier geanalyseerd.”

“Polarisatie wordt ook gebruikt tegen mensen die tegen de stroom in roeien. Vaak zegt hun omgeving, opnieuw op basis van het model van Brandsma: ‘Stop maar met het delen van je ideeën over het hoofddoekendebat, want daarmee speel je racisten en extreemrechts in de kaart.’ In feite zeg je dan vooral aan minderheden en mensen met een minder gewaardeerde mening: ‘Je zou beter zwijgen, want je speelt je tegenstander in de kaart.’ Dat vind ik problematisch. Op die manier versterk je machtsverhoudingen en maak je elke kritische tegenstem monddood vanuit een zogezegd objectief kader dat beweert dat polarisering slecht is.”

© Socius

Een stelling innemen veronderstelt tegenwoordig bijna dat je een voor- of een tegenpositie inneemt. Is dat de enige manier om een publiek debat te voeren? Kan meningsverschil alleen op een slagveld plaatsvinden?

“In het debat, en ook in de media, is dat het klassieke format. We zoeken twee stemmen – iemand die voor is en iemand die tegen is – en zetten hen tegenover elkaar. Als je terugblikt op de discussies over vaccinatie en de COVID-pas, dan zag je ook twee kampen. Mensen die protesteerden tegen vaccinatie en mensen die hard van leer trokken voor vaccinatie en antivaxers als criminelen beschouwden. Ik denk dat veel mensen in het dagelijks leven genuanceerder zijn: ‘Dit is mijn mening, maar ikbegrijp dat jij er zo naar kijkt’. Alleen wordt in het debat de nuance vaak verdrongen. Ik ben ervan overtuigd dat nuances bestaan, maar als je ze niet toont… Dat kan je trouwens ook polarisering noemen. Het zorgt er immers voor dat het debat harder wordt.”

“Verder vind ik dat het voor sommige thema’s legitiem is om te polariseren, bijvoorbeeld rond mensenrechten. Kijk naar de rechten van LGBTQIA+-mensen in Europa. Merk hoe die aan banden worden gelegd en hoe mensen worden bedreigd. In zo’n situatie vind ik het geoorloofd om te polariseren en om geen millimeter van je visie te wijken. Dan moet je niet nuanceren. Dan wil ik niet opzijgezet worden als iemand die ‘altijd scherp’ is. Natuurlijk begrijp ik dat sommige mensen het daarmee moeilijk hebben of dat het maatschappelijk gevoelig ligt, maar dat betekent niet dat ik het aanvaard. De vraag is vooral: hoe krijg je iedereen daarin mee?”

“Voor mij is er een verschil tussen het standpunt en hoe je omgaat met het tegenovergestelde standpunt en/of met je tegenstander. Het is niet omdat je het radicaal oneens bent met iemand en van zijn argumenten brandhout wil maken, dat je ook van hem als mens brandhout moet maken. Je standpunt kan en mag inhoudelijk radicaal zijn. Het gaat over de manier waarop je het debat voert.”

“De enige rechtvaardige wereld, maar ook werkbare wereld, is die waar mensen kunnen gaan en staan waar ze willen.”

Naima Charkaoui

De roep om nuance is groot. Om niet altijd radicaal, streng of veeleisend te zijn en meer naar het midden te komen. Maar dat redelijke midden, wat is dat? “En is dat altijd de plek waar je wil staan? Ik vind het Venster van Overton (het spectrum van gedachtegoed dat het grote publiek accepteert, red.) een interessant kader. In de huidige debatten is het midden opgeschoven naar de rechterkant. Dat kan je niet negeren. Volgens het Venster van Overton verschuift het midden door aan de uitersten te trekken. Daar zijn we soms een beetje naïef in, we denken vaak: ‘Laten we allemaal voorzichtig in het midden staan en het extreme gedachtegoed aan de andere kant een beetje tegemoetkomen.’ Dat leidt tot uitspraken zoals: ‘We zijn niet racistisch, maar wijzen toch op tal van problemen. We zeggen dat migranten niet echt meewerken, dat we ze moeten verplichten, dat we ze moeten bestraffen’ … Het effect is dat het midden verder richting het andere uiterste verschuift. Niet iedereen moet aan een uiterste staan, maar als alle tegenstanders in het midden blijven staan, verschuift het midden verder naar die kant. Er moeten dus ook mensen harder trekken aan de andere kant. Dat wordt vaak onderschat. De twee polen zijn niet gelijk. Als je vandaag het debat volgt, zou je denken dat de woke-beweging de sterkste kracht in onze samenleving is. Dat klopt niet, het is vooral door de druk vanuit extreemrechts dat mensen worden gecanceld.” 

“Soms is het een valkuil om krampachtig de nuance en de redelijkheid op te zoeken en moeten we nu eenmaal zeggen: ‘Zo is het, en niet anders’. Op die manier zijn rechten voor vrouwen, arbeiders en LGTBQIA+ er gekomen. Dat is niet gebeurd door voorzichtig te vragen maar door radicaal voor gelijkheid te gaan. Maatschappelijke verandering gebeurt door af en toe je vlag ver genoeg te planten.” 

Zijn we de laatste jaren te naïef, te gematigd en te verzoenend geweest? De abortuswetten in Polen en de VS kwamen ogenschijnlijk als een complete verrassing. Maar was dat ook zo? Of hebben we ze met onze stilte en geloof in vooruitgang mee mogelijk gemaakt? 

“Ik geloof dat we soms te naïef zijn in onze verworven rechten. We denken dat ze nooit zullen worden teruggedraaid. Terwijl er de laatste jaren ook een aantal eyeopeners in de VS en Europa zijn geweest. Ook als we naar de rechten van mensen met een migratieachtergrond in België kijken, zien we een heel streng beleid rond inburgering en integratie. Daar voeren we zelfs geen debat meer over. Met uitzondering van een kleine groep mensen, ligt niemand daar wakker van. Ook dat zegt veel.” 

“In Vlaanderen reageert een groot deel van het middenveld en de politiek al zo’n dertien jaar verlamd door de sterke aanwezigheid van het Vlaams Belang en worstelen ze met hoe ze daarmee omgaan. Gek genoeg hebben ze dat vooral vertaald naar een sterkere, meer stoerdere lijn naar migranten. ‘We hebben migranten te lang gepamperd’, klinkt het dan, terwijl we eigenlijk de extreemrechtse kiezers hebben gepamperd door hun antwoorden achterna te lopen en een bepaald jargon over te nemen. Als één middenveldorganisatie of één actor dat doet, is dat niet zo erg. Maar als er geen tegengewicht is, als alle actoren aan het uiterste staan, dan wordt het wel een probleem. Ik vind het niet erg dat 11.11.11 zegt dat ze niet voor open grenzen zijn. Dat begrijp ik. We zijn een brede koepel en vertegenwoordigen veel meningen. Maar het stoort me dat er in het middenveld amper iemand is die die stelling durft innemen en het debat durft aangaan. We denken vaak dat extremen het debat voeren, maar dat is schijn. Eigenlijk speelt het debat zich af op een hele smalle niche. Er wordt heel veel gesproken over ‘activisten’, maar je moet de activisten zoeken in het debat, in de krant, op de VRT… Je vindt ze niet. Ze bestaan amper. En als ze bestaan, dan krijgen ze amper tot nooit het woord.” 

“Op een bepaald moment moet je jezelf de vraag stellen of je relevant genoeg bent. Hoe ga je als organisatie binnen tien of twintig jaar terugblikken op je rol?”

Naima Charkaoui

Hoe komt dat? Waarom zijn er zo weinig mensen die hun mening willen of durven geven? 

“Ik vermoed dat dat vanuit de politiek een electorale berekening is. Hun redenering is: ‘Als we stemmen willen winnen, moeten we die richting uitgaan.’ Onlangs stond er een analyse in de krant (De Standaard, 30 augustus 2022, red.) dat politici en journalisten de publieke opinie vaak rechtser inschatten dan ze eigenlijk is. We denken dat we de publieke opinie achterna lopen, maar in feite lopen we een vervormd beeld achterna.” 

“Maar weet je wat de grootste reden is? In het algemeen geloven mensen dat een vrij rechts standpunt het meest redelijke standpunt is. Dat het ‘normaal’ is. Op het vlak van mensenrechten hoor je vaak dat ‘we daar niet te ver in moeten gaan’. Dat is opnieuw dat Venster van Overton. Dergelijke ideeën leven bij veel professionals in het sociaal-cultureel veld, in de sociale sector of in het onderwijs. Daar denken leerkrachten oprecht dat de thuistaal van leerlingen een probleem is. Ze zijn ervan overtuigd dat dat voor een achterstand zorgt. Je mag hen nog tien onderzoeken tonen die iets anders zeggen, toch geloven ze dat ene standpunt. Je kan hen alleen maar uitdagen door herhaling. Door andere boodschappen te verspreiden en andere vragen te stellen.” 

© Socius

Moet het middenveld dan nog vaker en luider haar stem in de maatschappij laten horen? 

“Ja, dat is heel belangrijk. Al besef ik dat dat voor veel middenveldorganisaties, ook in het sociaal-cultureel werkveld, moeilijk is. Zij denken aan hun achterban. Over vrouwenrechten kan je nog spreken, maar racisme en integratie zijn dan weer heikele issues. Vaak kiezen ze ervoor om te zwijgen. Omdat ze bijvoorbeeld bang zijn om leden te verliezen. Het gebeurt dat een organisatie een opinie deelt om daarna tientallen mails te ontvangen van mensen die hun lidmaatschap willen opzeggen. Zo staan ze onder grote druk.” 

“Alleen houdt het systeem zich op die manier in stand. Als iedereen een stap achteruitzet, als niemand het voortouw wil nemen, dan houd je bijna niemand over. Met uitzondering van vaak kleinere, heel geëngageerde organisaties. En die roepen dan eenzaam in de woestijn. Daarom is het belangrijk om op een bepaald moment te weten welke rol je kan opnemen of om met anderen samen te werken.” 

“In plaats van argumenten aan te reiken, vechten mensen met woorden. Het wordt blijkbaar meer en meer de gewoonte om op die manier te discussiëren.”

Naima Charkaoui

Polarisatie kan verlammend werken. Wat kunnen we als burgers of sociaal-cultureel werk doen om onze aandacht terug te richten op echte actie en verandering?

“Ik denk dat Socius al veel heeft gedaan rond politiserend werken. Daarmee kan de sector aan de slag. Maar organisaties moeten ook durven in de wind te gaan staan. Het is zo gemakkelijk om dat niet te doen. Om gewoon gezellige activiteiten te programmeren waar mensen plezier hebben en waarvan je kan zeggen dat je aan sociale cohesie en empowerment werkt. En ik zie daar absoluut de waarde van in. Waarom zou je het jezelf dan moeilijk maken?” 

“Vorig jaar hebben we bij 11.11.11 een debat georganiseerd met de jongerenvoorzitters van de verschillende partijen. Zoals altijd nodigen wij het Vlaams Belang niet uit. Omdat wij hen geen forum willen geven. Zij hebben daarrond actie ondernomen. We kregen hun trollenleger over ons heen op sociale media. Zo stonden we voluit in de wind. We zagen dat sommige organisaties of politici ons steunden. Andere organisaties zagen dat niet zitten, omdat ze dezelfde bagger niet over zich wilden krijgen. Dat is natuurlijk geen fijne ervaring om als middenveldorganisatie mee te maken, maar het toont aan waarom organisaties niet in de wind willen staan. Je weet niet wat je allemaal over je heen zal krijgen: boze leden, ontslagen, conflicten in afdelingen, mediatrollen … Dan voelt het fijner om pakweg op empowerment te focussen.” 

“Aan de andere kant moeten organisaties ook analyseren in welke samenleving ze leven. We zitten met diepe kloven en dat zal alleen maar erger worden. Op een bepaald moment moet je jezelf de vraag stellen of je relevant genoeg bent. Hoe ga je als organisatie binnen tien of twintig jaar terugblikken op je rol? Ik doe hierbij dan ook een appel. Niet dat ik met het vingertje wil wijzen. Het is een zoektocht, ook voor mij. Hoe doe je dat? En wat doe je? Ik doe vooral een oproep om in de wind te durven staan. Durf proberen, durf op je bek gaan en steun elkaar als iemand anders wind vangt. We kunnen niet blijven kiezen voor de gemakkelijke weg.”

Waarom stellen we ons gruwel en moeilijke omstandigheden makkelijker voor dan een mooie toekomst? Waarom wordt het ene beschouwd als onvermijdelijk en normaal, terwijl het andere – een wereld waar gelijkheid en mensenrechten de norm zijn – meteen wordt weggezet als utopie?

“Je moet weten in welke richting je loopt. Over open grenzen wordt vaak gezegd dat ze niet realistisch zijn. Ik zeg niet dat het realistisch is om ze morgen te implementeren. Maar als je naar de wereldgeschiedenis kijkt, als je naar Europa kijkt, dan is dat niet zo uitzonderlijk. We vergeten dat de situatie waarin we nu zitten, met steeds dodelijkere grenzen, ook niet realistisch is. Of kijk naar onze energieafdruk. Het is zogezegd niet realistisch om die te verlagen, maar we hebben geen keuze. Dat weten we al lang, maar de actie komt pas nu we met de rug tegen de muur staan. Het is beter om vroeger het pad van het kortetermijnrealisme los te laten en keuzes te maken. We moeten beseffen dat dit het échte realisme is.” 

“De enige rechtvaardige wereld, maar ook werkbare wereld, is die waar mensen kunnen gaan en staan waar ze willen. Maar wat ze niet per se moeten doen. In die wereld sluit je niemand op in zijn dorp, want dat is wat we nu doen. Ik zie dat bij mensen die vaak en graag reizen. ‘Reizen opent je wereld’ en ‘Door reizen leer je jezelf kennen’ klinken mooi, maar de mensen die ze bijvoorbeeld in Senegal bezoeken moeten wel in hun dorp blijven. Ze vinden dat nog normaal ook. Zij mogen de wereld zien, maar anderen hebben dat recht niet. Die logica klopt niet. Mensen kunnen zich dat niet verbeelden, omdat ze het zich niet willen verbeelden.” 

“We willen geen open grenzen, want we kunnen nu profiteren van de ongelijke internationale verhoudingen: goedkope natuurlijke rijkdommen elders, de winst uit de wapenexport naar landen in conflict … Waarom zouden we dat opgeven? Eigenlijk zijn we gewoon bang om ons comfort te verliezen en willen we niet delen.”

© Socius

Zijn we ons levenscomfort als een basisrecht gaan beschouwen en hebben we dat met mensenrechten verward?

“Wij vinden ons huidig energieverbruik als het ware een mensenrecht. Van zodra, en dat staat los van de huidige energiecrisis, iemand zegt dat ons energieverbruik naar omlaag moet omdat we te veel verbruiken voor het klimaat, schieten we in een kramp. Als het gaat over mensen die dezelfde basisvoorwaarden niet hebben, vinden we dat precies geen mensenrecht meer. Voor hen leggen we de lat heel laag.”

“Als mensen wegtrekken uit hun land omdat ze geen toekomst meer zien door de klimaatproblematiek, zijn het gelukszoekers en economische migranten. Daar houden we niet van. In feite zeggen we: ‘Blijf maar zitten in je miserie.’ Een miserie die wij bovendien grotendeels hebben veroorzaakt. Zo ontlopen we heel gemakkelijk onze verantwoordelijkheid voor wat we elders hebben aangericht.”

Het lijkt alsof voor de eerste keer in lange tijd de levenskwaliteit van een grote groep mensen bedreigd wordt. Misschien is dit net het moment waarop we radicale utopische beelden van een rechtvaardige toekomst moeten implementeren. Maar hoe doen we dat? Door onze stem te gebruiken? Door actie te voeren?

“Volgens mij moeten we dat allemaal doen. Sommigen zijn sterk in het voeren van een debat, in het opsommen van feiten en in het geven van concrete voorbeelden. Daarnaast heb je mensen nodig die actie voeren en een oplossing vragen. Anderen delen dan weer maatregelen en geven aan wat de effecten zijn. … Al die verschillende acties heb je nodig.”

“Iedereen kan op zijn manier zijn steentje bijdragen. Niet alleen met je eigen gedrag, maar vooral door publiek mee druk te zetten. We lossen de klimaatcrisis niet op door allemaal de kraan wat minder lang te laten lopen. Ik geloof dat de sleutel bij het beleid ligt. Veel instanties willen ons doen geloven dat de oplossing alleen bij het individueel gedrag ligt, dat wij braaf onze voetafdruk moeten verkleinen. Dat is natuurlijk gemakkelijker voor de grote bedrijven die ondertussen maar koolstof in de atmosfeer dumpen. Het is aan de overheden om te reguleren en dingen aan banden te leggen.”

“Op dit moment beweegt er veel: de klimaatjongeren, de antiracismebeweging, Black Lives Matter … Ik zie heel wat pogingen om verschillende struggles dichter bij elkaar te brengen. Ook wereldwijd, en dat is cruciaal want alles is verbonden: het klimaat aan gender en gender aan racisme.”

“Ik ben trouwens heel blij met het ongeduld van jongeren. Soms denk ik dat wij toch te braaf en te geduldig zijn geweest. We denken dat we tijd nodig hebben om dingen te veranderen en dat het ons wel zal lukken met kleine stapjes. Maar dat klopt niet: we hebben geen tijd meer en kleine stapjes zijn onvoldoende. We moeten vooruit, dus ik ben blij dat jongeren op straat komen en de druk opvoeren.”

“En ik nodig de sociaal-culturele sector uit om mee in het bad te springen. Op hun eigen manier. Het lijkt alsof ik veel ‘Doe dit en dat’ zeg, maar veel organisaties doen al heel wat. De ene zet in op klimaat, de andere op racisme. Het leeft, maar het mag soms nog wat meer zijn.”


Mieke Vasseur

Mieke Vasseur

Scroll to Top