jul
10
2017

Maatschappelijk innoveren, een verhaal van lange adem

Burgerinitiatief, Rollen en functies, Sociaal-cultureel werken

Blog

Iedereen wordt geacht te innoveren in deze snel veranderende wereld: bedrijven, het onderwijs, overheden, de media enz. Ook het sociaal-cultureel werk wordt geraakt door deze innovatiedrang – of is het innovatiedwang? Zowel de sector als de ruime buitenwereld stellen vragen. Zien we wel voldoende methodische en inhoudelijke vernieuwing binnen de sector? Weet het sociaal-cultureel werk zich wel voldoende heruit te vinden om vandaag en morgen mensen blijvend te boeien en te binden? Of met andere woorden: is het sociaal-cultureel volwassenenwerk wel innovatief genoeg?

Er worden ook kritische vragen over innoveren gesteld. Moeten we zomaar innoveren om te innoveren? Zijn alle vormen van innovatie even belangrijk? En op welke vormen van innovatie zou het sociaal-cultureel werk moeten inzetten? Werkers en beleidsverantwoordelijken vragen zich af wat ze kunnen ondernemen om innoverend aan de slag te gaan. Om de innovatiekracht van de sector te versterken.

Boeiende vragen. Terechte vragen die een antwoord verdienen. Vragen die juist daarom de voorbije jaren ruim aan bod zijn gekomen binnen Socius. Samen met werkers van de meest diverse organisaties uit het hele sociaal-culturele werkveld zochten we in de vorige beleidsperiode naar een genuanceerd antwoord. En dat antwoord bracht ons terug bij een belangrijke essentie: sociaal-cultureel werk is een ‘laboratorium voor een betere samenleving’. Experimenteren en innoveren horen tot de kern van ons werk.

“Sociaal-cultureel werk is een ‘laboratorium voor een betere samenleving’. Experimenteren en innoveren horen tot de kern van ons werk.”

Het nieuwe decreet zegt dat het sociaal-cultureel werk drie rollen heeft te spelen in de samenleving. Sociaal-cultureel werk speelt een verbindende rol. We verbinden mensen met elkaar. In groepen, netwerken en bewegingen bieden we ruimte tot ontwikkeling van mensen en gemeenschappen.

Sociaal-cultureel werk vervult een kritische rol. We maken kwesties uit de leefwereld van mensen tot publieke zaak. We dragen bij aan de maatschappelijke dialoog over relevante thema’s en kwesties.

Ten slotte vervult het sociaal-cultureel werk de rol van maatschappelijk laboratorium. We ontwikkelen innoverende praktijken die een antwoord bieden op maatschappelijke vraagstukken. We proberen de bakens in de samenleving te verzetten.

En dus is innoveren binnen het sociaal-cultureel werk maar echt van betekenis als innoveren bijdraagt aan een meer duurzame, solidaire, inclusieve en democratische samenleving. Innovatie gaat dus niet in de eerste plaats over nieuwe vormen, nieuwe methoden en technieken. Het gaat zelfs niet echt over nieuw. Innovatie gaat in het sociaal-cultureel werk over maatschappelijke relevantie. Over maatschappelijk innoveren.

In nauwe relatie met vele werkers en organisaties hebben we de voorbij jaren een krachtig verhaal en samenhangende inzichten ontwikkeld over maatschappelijk innoveren. Een raamwerk van concepten en mogelijke strategieën om de innovatiekracht te versterken, vormen er de kern van.

Experimentele bouwstenen voor maatschappelijke innovatie

“Strijkijzer gerepareerd. Twee fietsen terug rijklaar. Zoom van een rokje hersteld. En in de marge twee boeken geruild. Veel volk. Het was gezellig ook. En ik kan nu eindelijk zelf een fietsband plakken.” Zo komt Els terug van het Repair Café in haar dorp.

Geïnspireerd door Nederland, organiseerde Netwerk Bewust Verbruiken in 2013 het eerste Repair Café in Vlaanderen. Repair Cafés zijn ‘herstelbijeenkomsten’ waar mensen samen kapotte spullen repareren. Van kledij over elektrische apparaten tot meubels, fietsen en computers. Gereedschap en knowhow zijn gratis aanwezig – het is enkel een kwestie van de juiste vrijwilligers bij elkaar te brengen. Bezoekers brengen kapotte spullen mee. In het Repair Café gaan ze samen met ‘deskundigen’ en ‘amateurs’ aan de slag. Wie niets heeft om te repareren, geniet van een gezellig hapje en drankje, of gaat helpen bij een andere herstelling en doet inspiratie op.

In een paar jaar tijd heeft deze praktijk een hoge vlucht genomen. In heel wat gemeenten in Vlaanderen vonden ondertussen Repair Cafés plaats. Vaak gekoppeld aan ruil- en geefmarkten. Bovendien zetten de meest diverse initiatiefnemers hun schouders ermee onder: ontmoetingscentra, transitiegroepen, milieuraden, enz. maar ook heel wat lokale verenigingen.

Ongetwijfeld lijkt dit een sympathiek initiatief. Niemand heeft iets tegen gezelligheid. Tegen herstellen of hergebruik. Het milieu vaart er wel bij en de portemonnee van de mensen ook. Wie naar het grotere plaatje kijkt, zou er evenwel meewarig over kunnen doen. Wat hersteld en hergebruikt wordt, is slechts een peulenschil vergeleken bij de echte afvalberg die wij in onze westerse consumptiemaatschappij produceren. Dus zou je je de vraag kunnen stellen of we dit soort praktijken wel moeten blijven opzetten. Uiteindelijk hebben we het over de spreekwoordelijke druppel op een hete plaat. Naïeve praktijken van goed bedoelende mensen.

Toch zijn er vanuit de laboratoriumrol goede redenen om praktijken van deze aard te blijven uitvinden en organiseren. Een laboratorium staat gelijk met experimenteren. In laboratoria worden eerst op kleine schaal experimenten uitgevoerd, die later als ze succesvol blijken, op veel grotere schaal worden verspreid. En dat is precies de kracht van sociaal-cultureel werk en sociaal-culturele praktijken.

Diepe wortels

We duiken even de geschiedenis in om aan te tonen dat sociaal-cultureel werk er al vaker in slaagde om van onderuit mee te bouwen aan antwoorden op complexe samenlevingsvraagstukken. Vraagstukken die er ooit uitzagen als compleet onoverzienbaar en hopeloos onveranderbaar. Sociaal-cultureel werk zorgde voor verandering door een veelheid aan praktijken te organiseren, praktijken waarvan niemand vooraf wist of die nu echt de samenleving zouden veranderen.

“Sociaal-cultureel werk zorgde voor verandering door een veelheid aan praktijken te organiseren, praktijken waarvan niemand vooraf wist of die nu echt de samenleving zouden veranderen.”

Nemen we bijvoorbeeld de arbeidersbeweging. Als gevolg van de industrialisatie en het wilde kapitalisme in de 19de eeuw leefden arbeiders in ellendige omstandigheden: kinderarbeid, lange werkdagen, gevaarlijke werkcondities. Structurele en georganiseerde armoede tot gevolg. Als reactie organiseerden arbeiders zich, vaak heel lokaal, dikwijls zelfs gewoon fabrieksgebonden. Ze staakten, kwamen op straat en betoogden. Ze zetten in hun cafés ziekenkassen op: een deeltje van hun loon ging in een gezamenlijke kas om de dokter te kunnen betalen als een van hen door ziekte niet meer zou kunnen gaan werken. Spaarkassen ook, om een appeltje voor de dorst op te bouwen. De vele lokale praktijken klonterden als het ware samen, tot een brede stroom die uitgroeide tot wat we vandaag kennen als vakbonden, ziekenfondsen en coöperatieve spaarkassen. Het Sociaal Pact van na de Tweede Wereldoorlog was een markeringspunt dat duidelijk maakte dat de arbeiders- en werknemersbeweging, gegroeid in een sociaal-culturele context, erin geslaagd was om tot op een systemisch niveau veranderingen teweeg te brengen.

In de jaren zestig en zeventig nam een kleine maar heel radicale stroom binnen de brede vrouwenbeweging de bestaande maatschappelijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen onder vuur. Deze vrouwengroepen betraden zeer strijdbaar en uitgesproken het publieke forum (Dolle Mina’s, Baas in Eigen Buik, enz.). Ze creëerden tegelijk voor zichzelf de ruimte voor kritische reflectie bij de rollenpatronen, de begrensde maatschappelijke posities en uitsluitingsmechanismen waarmee ze te maken kregen. Het toenmalige establishment deed vaak meewarig over de maatschappelijke discussies die deze vrouwenbeweging probeerde aan te zwengelen. Misschien zag de beweging er in die periode ook niet zo krachtig uit. Alleszins niet krachtig genoeg om de wereld echt te veranderen. Een aantal schokkende uitspraken en acties – dat wel. Maar die werden geminimaliseerd of zelfs geridiculiseerd omdat ze werden toegeschreven aan kleine groepen vrouwen met weinig slagkracht. Tot de brede vrouwenbeweging de denkkaders en hoop op verandering ging overnemen en tot een brede onderstroom wist te maken in de samenleving.

Vandaag weten we dat de vrouwenbeweging niet alleen een duidelijk effect heeft gehad op de relaties tussen mannen en vrouwen in de privésfeer, maar dat ze ook het politieke en maatschappelijke denken veranderde. Vrouwen bekleden momenteel posities in alle geledingen van de samenleving. Meer nog: de vrouwenbeweging zwengelde een vorm van diversiteitsdenken aan die vandaag onze kijk bepaalt op hoe we kunnen omgaan met mensen uit andere culturen, mensen met beperkingen en mensen met een verschillende seksuele geaardheid.

Hoe dragen praktijken bij aan maatschappelijk innoveren?

Om maatschappelijke innovaties in het sociaal-culturele veld te onderscheiden, kunnen twee vuistregels helpen: maatschappelijke innovaties hebben een historisch karakter én maatschappelijke innovaties veranderen de maatschappelijke spelregels.

Het innovatiediscours heeft de neiging om de nadruk te leggen op snelheid. Innoveren betekent altijd weer nieuwe vormen, nieuwe producten, nieuwe manieren om de markt te benaderen. We leven in een tijdperk waarin we gericht zijn op snelle resultaten. Maar maatschappelijke innovaties strekken zich doorgaans uit over veel langere periodes.

Praktijken ontstaan op vele plekken, vaak zelfs in verschillende vormen en gedaanten, als antwoord op een moeilijk maatschappelijk vraagstuk. Ze klonteren samen tot innoverende onderstromen, die ontstaan, groeien, samenvloeien, sterker worden, tot ze doordringen in de hoofdstroom van praktijken, systemen, regelgeving, cultuur en sociale interacties. De uiteindelijke impact is moeilijk vooraf te voorspellen. Pas achteraf wordt duidelijk welke maatschappelijke innovaties, en daaruit gegroeide onderstromen, écht van belang waren. Wanneer we alles kunnen bekijken vanuit een historisch perspectief. Een overheid moet daar rekening mee houden: de directe impact van maatschappelijk innoverende praktijken is niet altijd meteen zichtbaar. Vaak gaat het over langzame ‘duikbootprocessen’ die misschien pas over vijf of tien jaar aan de oppervlakte zullen verschijnen. Verandering van maatschappelijke spelregels op basis van praktijken laat zich niet dicteren door de politieke waan van de dag.

“Verandering van maatschappelijke spelregels op basis van praktijken laat zich niet dicteren door de politieke waan van de dag.”

Een tweede element dat van wezenlijk belang is om van maatschappelijke innovaties te kunnen spreken, is de mate waarin de innovaties ook echt de spelregels hebben veranderd. In het Engels hebben we het over ‘gamechangers’. Het internet is bijvoorbeeld zo’n gamechanger. We werken anders, we verplaatsen ons anders, we kopen anders, we gaan anders om met informatie, enz. Het ‘Sociaal Pact’ – ontworpen en onderhandeld door vakbonden en werkgevers, en in wetten gegoten door de regering na de Tweede Wereldoorlog – legde de basis voor ons hele stelsel van sociale zekerheid. De spelregels tussen werkgevers en vakbonden wijzigden fundamenteel en boden een perspectief op een welvaartsverhoging voor iedereen in de samenleving. De ecologische beweging heeft de spelregels rond bijv. de productie van verpakking en het verwerken van afval grondig beïnvloed. En er is ook een impact merkbaar op de productie van energie. Maar of de spelregels fundamenteel veranderd zijn, zal pas in een verdere toekomst moeten blijken.

‘Spelregels’ gebruiken we hier als voor alle onderliggende structuren, systemen, waardenopvattingen en machtsbalansen die in een bepaald domein van het samenleven het handelen en de interacties tussen mensen onderling en met systemen fundamenteel sturen en bepalen. Spelregels scheppen dus mogelijkheden maar stellen tegelijk ook grenzen aan wat kan en mag.

Hoe maatschappelijk innoverende praktijken herkennen?

De eerste voorwaarde, de historische relevantie, kunnen we logischerwijze niet gebruiken om te beoordelen of een praktijk vandaag maatschappelijk innoverend is. We kunnen ons wel de vraag stellen of een praktijk een antwoord probeert te geven op een maatschappelijk relevant vraagstuk. Of dat ook gaat lukken, weten we nog niet. Maar de drive om een innoverende praktijk te organiseren, ligt in de ‘hypothese van de veelbelovendheid’: de aanname of zelfs het geloof dat het realiseren van de praktijk spelregels zal veranderen op een manier die ooit historisch relevant zal blijken.

“De drive om een innoverende praktijk te organiseren, ligt in de ‘hypothese van de veelbelovendheid’.”

De tweede voorwaarde, het veranderen van spelregels, kan wel een duidelijke toetssteen zijn voor innoverende praktijken. Maatschappelijk innoverende praktijken moeten een voorafbeelding zijn van de spelregels die ze voor ogen hebben. Ze moeten als experiment nieuwe, fundamenteel andere spelregels, stimuleren of uitproberen.

Repair Cafés tonen hoe dit werkt. Iets laten repareren is vandaag niet altijd vanzelfsprekend. Reparatiediensten zijn moeilijk te bereiken, duur en je voelt aan dat bedrijven liever hebben dat je overgaat tot de aanschaf van een nieuw product. Gebruiksvoorwerpen zijn consumptiegoederen geworden. Vanuit een duurzaamheidsperspectief bekeken, is deze korte levenscyclus een negatieve factor. Repair Cafés proberen hier een antwoord op te geven door een betere spelregel om te zetten in een heel concrete praktijk: “Als iets stuk is, repareer het en maak er een duurzaam gebruiksvoorwerp van”. De transitiebeweging hoopt dat deze spelregel veralgemeend zal worden tot een systemische spelregel voor onze economie. De economie van de toekomst investeert in producten met een lange levenscyclus en in een degelijke en betaalbare reparatieservice. De kleine praktijk van Repair Café kan hiervan een voorafspiegeling zijn en is daarom een maatschappelijk innoverende praktijk.

Laboratorium voor een betere samenleving

Vanuit een sociaal-cultureel perspectief bekeken, moeten we dus meer doen dan enkel sleutelen aan nieuwe organisatievormen, nieuwe cursustechnieken, nieuwe verenigingsvormen of het inschakelen van digitale media. Bovendien is er geen enkele reden te bedenken waarom ‘oude vormen’ niet zouden kunnen bijdragen aan processen van maatschappelijk innoveren. Een bevlogen lezing, een ontmoeting die leidt tot verontwaardiging over wat er in de wereld gebeurt, een vergadering om een ludieke actie op te zetten … allemaal hebben ze nog hun functie. Want het gaat niet over het louter innoveren van de vorm. Het gaat niet over “nieuw omwille van het nieuwe”.

“Sociaal-cultureel volwassenenwerk moet ook vandaag praktijken kunnen organiseren die nieuwe en vooral betere maatschappelijke spelregels in zich dragen.”

Het gaat erom dat het sociaal-cultureel volwassenenwerk ook vandaag praktijken moet kunnen organiseren die nieuwe en vooral betere maatschappelijke spelregels in zich dragen. Spelregels die leiden tot een meer duurzame, democratische en inclusieve samenleving. Praktijken die de voorafbeelding zijn van hoe de toekomst er zou kunnen uit zien. Want dat is de missie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Daarom kan het sociaal-cultureel volwassenenwerk de betekenis hebben van een laboratorium voor een betere samenleving.

Dubbel-V en Tripel-B

Om die laboratoriumrol te kunnen vervullen, moet het sociaal-cultureel volwassenenwerk condities creëren waarbinnen maatschappelijke innoverende praktijken kunnen ontstaan. ‘Dubbele-V-organisaties’ en de ‘Tripel-B-werkers’ vormen een leidraad om aan die condities te werken.

Dubbel-V staat voor ‘verbonden’ en ‘vloeibaar’. ‘Verbonden’ organisaties zijn sterk in samenwerken en netwerken. Ze pikken op wat er in hun omgeving en de wereld gebeurt en schatten de betekenis ervan voor hun eigen werking goed in. Ze zijn met andere woorden goed geconnecteerd met hun omgeving. En ze weten er ‘vloeibaar’ mee om te gaan. Ze hanteren een managementstijl die toelaat dat mensen en middelen vlot kunnen ingezet worden op wat ertoe doet. Ze werken met open beleidsplannen en bijhorende jaarplannen. Ze voorzien voldoende ‘witruimte’ in de planning en mogelijkheden voor onvoorspelde samenwerkingen of projecten.

Sociaal-culturele organisaties worden nu al uitgedaagd om zichzelf innoverend te organiseren. Ze moeten volop inzetten op communicatiestrategieën die gebruikmaken van nieuwe digitale mogelijkheden en die aansluiten bij de communicatiestijlen van de volwassenen van morgen. Ze moeten flexibel leren samenwerken met niet altijd voor de hand liggende partners: sportverenigingen, gemeenten, andere sociaal-culturele organisaties – misschien zelfs met ‘rechtstreekse concurrenten’ of commerciële organisaties. Ze moeten mensen op nieuwe manieren aan zich binden en leren opereren in een wereld die mondiaal georganiseerd is. Dus zullen ze vertrouwde paden moeten verlaten om ook in de toekomst aantrekkelijk te zijn voor deelnemers, leden en partners.

‘Dubbele-V-organisaties’ vormen een stimulerende omgeving voor ‘Tripel-B-werkers’: dat zijn werkers die in hun job ‘bewogen’ worden door het wegwerken van onrecht en het streven naar sterke alternatieven. Werkers die zich ‘bevlogen’ inzetten door hun talenten en passies te volgen en te ontplooien. Werkers die zich ‘beweeglijk’ en nieuwsgierig opstellen, zowel in de manier waarop ze hun functie invullen als in de manier waarop ze samenwerken en netwerken.

“Dubbele-V-organisaties en Tripel-B-werkers slagen er beter in om slim en innoverend om te gaan met de uitdagingen die vandaag op hen afkomen.”

Dubbele-V-organisaties en Tripel-B-werkers slagen er beter in om slim en innoverend om te gaan met de uitdagingen die vandaag op hen afkomen. Die uitdagingen zijn niet min. Hoe kunnen sociaal-culturele organisaties en werkers maatschappelijk innoverende praktijken ontwikkelen rond vraagstukken zoals diversiteit, duurzaamheid en digitalisering van de samenleving? Hoe kunnen ze bijdragen aan de democratie van morgen? Hoe helpen ze mee vormgeven aan de solidariteit in de toekomst?

Rond al deze vraagstukken zien we vandaag praktijken opduiken die experimenteren met mogelijke antwoorden. Repair Cafés, geefmarkten, deelgroepen, voedselmanden, klimaatwijken, samentuinen, Dagen zonder Vlees, conversatietafels, LETS-groepen, enz.: het rijtje is eindeloos. Het bestaande sociaal-culturele veld draagt daartoe bij, maar ook nieuwe spelers presenteren zich gaandeweg. Overal – maar voornamelijk in stedelijke contexten – verschijnen burgerinitiatieven waarbij mensen vaak op eigen kracht nieuwe antwoorden uitproberen. De oprichting van energiecoöperatieven, Ringland, De Buren van de Abdij, Fris Gemixt, De Koep, OpgewekTienen, … al deze burgerinitiatieven vertonen nu al alle kenmerken van sociaal-culturele praktijken en ze kondigen misschien een volgende generatie van sociaal-culturele organisaties aan. Of ze groeien mettertijd uit tot interessante samenwerkingspartners voor het bestaande sociaal-culturele volwassenenwerk.


Gie Van den Eeckhaut

Gie Van den Eeckhaut

Scroll to Top