dec
19
2022

Niet veroordelen is de grondhouding van sociaal werkers

Beroeps- en competentiekader, Sociaal-cultureel werken

Blog

Dit artikel staat in het Wij-Zij magazine van Socius.

Leefomgeving gericht werken

Cis Dewaele is sociaal agoog en werkt sinds maart ‘22 als onderzoeker bij de HoGent. Daar doet hij de komende drie jaar onderzoek naar allerlei vormen van leefomgeving gericht werken in het sociaal werk.

“Ik ga alles bestuderen rond huisbezoeken, werken bij mensen thuis, op straat werken, gemeenschapswerk, buurtwerk … Elke vorm van hulpverlening, sociaal werk, sociaal-cultureel werk … die naar buiten treedt dus. Ons doel is om tot een soort van typologie te komen van de verschillende vormen van leefomgeving gericht werken*.

Daarvoor heb ik 17 jaar bij SAM vzw gewerkt, meer bepaald voor de koepel van het straathoekwerk in Vlaanderen. Daar vertegenwoordigde ik samen met twee collega’s het straathoekwerk en gaf ik opleidingen en lokale ondersteuning aan straathoekwerkers. Van daaruit is een tiental jaar geleden Reach Out! ontstaan. Andere werkingen buiten het straathoekwerk die ook naar buiten treden, klopten bij ons aan om ook vorming te volgen. Dat hebben we een tijdje gedaan, maar we hadden daarvoor te weinig tijd en te weinig expertise. Dus voerden we samen met de HoGent een eerste onderzoek naar outreachend werken en ontstond er een definitie die nu overal gebruikt wordt. Daarna heb ik gedurende twaalf jaar opleiding en intervisie gegeven over outreachend werken in verschillende sectoren zoals jeugdwerk, geestelijke gezondheidszorg, armoedeverenigingen, OCMW …

Mijn allereerste job was straathoekwerker in Sint-Niklaas. Verre van een plan, maar mijn grootste geluk. Als jonge, pas afgestudeerde gast ben ik daar toevallig ingerold, en ik ben verliefd geworden op de werkvorm. Ik hou van de onvoorwaardelijkheid van het werken met mensen in hun eigen milieu. Straathoekwerk is nog een van die werkvormen waar dat kan. Meer nog, waar dat moet. Dat biedt zo’n grote meerwaarde. Veel sociaal werkers zouden dat graag meer willen doen. Bij sommige werkvormen, zoals het opbouwwerk, kan dat nog, maar ze worden zeldzaam. In onze sector zijn we meer en meer geneigd om zaken te protocoliseren. Alles moet binnen bepaalde categorieën en probleemdefinities vallen. Met als gevolg dat veel mensen uit de boot vallen.”

*Als jij een leefomgeving gerichte werker bent, kan je ook bijdragen door de survey in te vullen.

Hoe kom je in jouw job in contact met wij-zij denken?

© Socius

Als onderzoeker gebeurt dat minder, maar wel als straathoekwerker en zeker vanuit mijn job bij SAM vzw. Polarisering is een onderdeel van sociaal werk. Vroeger ook al. Alleen wordt het nu meer geproblematiseerd. Het is alsof we overal polarisering zien, en ik vraag me af waarom.

Een vorm van polarisering die ik al snel leerde kennen, is het spanningsveld tussen mensen in armoede en ‘de anderen’. Armoedebestrijding probeert er niet alleen voor te zorgen dat mensen in armoede een volwaardig deel van onze samenleving zijn, maar ook armoede weg te werken. Het tweede is nog moeilijker dan het eerste. Die klassieke polarisering is er altijd geweest in het sociaal werk. Geleidelijk kwamen er andere vormen bij zoals mensen met terroristisch gedachtegoed. Sinds nine-eleven leeft die polarisering fel. Het heeft op een bepaald moment tot uitwassen geleid die het sociaal werk, het sociaal-cultureel werk en het jeugdwerk moeilijker hebben gemaakt. Ik herinner mij de druk door overheden. Als wij jongeren kenden die met IS dweepten, moesten we dat melden. Dat legde een zware druk op het sociaal en sociaal-cultureel werk, en vooral het jeugdwerk. Het zorgde er regelmatig voor dat die werkvormen minder goed konden functioneren. 

Een andere vorm is het extreemrechtse gedachtegoed. Ook dat is er altijd al geweest, al leefde dat vroeger minder. En de laatste tijd is er polarisering over mensen die geen vaccins willen. Er bestaan dus veel vormen van polarisering. Alleen besteden we er nu meer aandacht aan. Al vind ik dat raar, omdat veel vormen er altijd al waren.” 

Enig idee hoe dat komt? 

“Ik ben geen socioloog, dus ik mag geen wetenschap-pelijke uitspraken doen, maar ik heb de indruk dat de aandacht voor polarisering ontstaat uit onze eigen manier van kijken naar mensen. Niet zozeer vanuit het feit dat er meer polarisering is. Ik merk dat we – wij allemaal – het in onze samenleving alsmaar moeilijker hebben om om te gaan met mensen die ‘anders’ denken.

“Ik hou van de onvoorwaardelijkheid van het werken met mensen in hun eigen milieu.”

Cis Dewaele

Mensen willen gelijk krijgen. Ik ook. Neem nu het compromis in de politiek. Ik heb het gevoel dat ons politiek systeem het alsmaar moeilijker heeft om compromissen te sluiten, terwijl dat nu net de basis is van ons democratisch systeem. Van onze samenleving tout court. Ieder van ons moet in zijn dagelijks leven continu compromissen sluiten. Alleen zie je dat de politiek er meer en meer van overtuigd is dat het eigen partijdenken het enige juiste is. En een compromis wordt tegenwoordig verkocht als: ‘We hebben verloren.’ Nochtans moeten er verschillende meningen zijn. Alleen wordt nu ‘de andere kant’ gedemoniseerd. Daardoor wordt het sluiten van een compromis bij voorbaat onmogelijk of geacht onmogelijk te zijn. 

Ik zie de tendens ook in het sociaal werk. Ik herinner me intervisies met sociaal werkers die vertelden dat ze het moeilijk hadden om in de volkscafés te werken met mensen met extreemrechts gedachtengoed. Grappig toch, het sociaal werk slaagt erin om met iedereen te werken tot ze extreemrechts zijn, dan lukt het niet meer. Waarom zou dat niet gaan, vraag ik me af. Het feit dat mensen hun eigen denken bevestigd willen zien, maakt dat veel mensen het moeilijk hebben om met extreemrechts om te gaan.”

Hoe heb je polarisering zien evolueren? 

“Het is moeilijker geworden om verschillende groepen een plaats in de samenleving te geven. Er is een stukje verdraagzaamheid weg. Dan wijs ik niet alleen naar extreemrechts. Het is gemakkelijk om hen de schuld te geven, maar dat klopt niet. Ze zijn wel een onderdeel. Mensen hebben het moeilijk met afwijkende vormen van leven. Of dat nu armoede is. Of iemand die een djellaba of boerka draagt. ‘Anders’ is moeilijk voor mensen. 

Verder wordt onze samenleving ook heel ingewikkeld. Voor iedereen. Ik merk dat bij mijn mama. Ze is een verstandige dame van 70 jaar, maar heeft het lastig omdat alles digitaal wordt. Je telefoneert, maar krijgt een computer aan de lijn. Diensten zijn een kluwen geworden. Mensen zien door de bomen het bos niet meer en dan is een typische reactie om houvast te zoeken. Dan wordt het ‘abnormale’ – wat helemaal niet abnormaal is – moeilijk, want dat geeft je niet het houvast die je zoekt. Onze maatschappij worstelt daarmee. Ik schrik ervan dat veel organisaties na corona het digitale blijven promoten. Ik ben fan van blended werken en digitalisering is nodig, maar het is schandalig dat heel wat organisaties overgeschakeld zijn op ‘enkel komen na afspraak’. Bij de mutualiteit, de vakbond of bij de stadsdiensten kan je niet meer naar een loket. Je verliest daar zo veel mensen mee. Mensen blijven verstoken van hun rechten.” 

“Ik merk dat we – wij allemaal – het in onze samenleving alsmaar moeilijker hebben om om te gaan met mensen die ‘anders’ denken.”

Cis Dewaele

Hoe gaan we daarmee om? Hoe kunnen we dat keren? Kunnen we dat keren? 

“We moeten het keren. Voor mij gaat dat niet over kunnen, want daar is niet veel kunnen aan. We hebben tot corona zo gewerkt. En nu beweren organisaties dat het niet anders gaat. Ik begrijp wel waarom. Op managementniveau is dat handig. Als iedereen op afspraak werkt, dan kan je uurroosters gemakkelijker invullen. Alleen zakt de kwaliteit van je dienstverlening. 

Tijdens de coronacrisis en ondanks de beperkende maatregelen om mensen te zien, bleven straathoekwerkers en outreachers dankzij creatieve oplossingen toch mensen opzoeken. Sociaal contact is vaak het belangrijkste dat mensen nodig hebben. Op een bepaald moment mocht je niet meer in huis, en waren zelfs openbare zitbanken afgeschermd. Outreachers spraken toen af met mensen in bus- en tramhokjes, want dat was de enige plaats waar je mocht wachten en zitten. Dat vond ik zo mooi. De wet werd niet overtreden en mensen kregen toch de hulp die anders wegviel.” 

Hoe kunnen sociaal werkers met polarisering aan de slag gaan? 

“Je moet ermee aan de slag, dat is belangrijk. Je doelstelling mag niet zijn om polarisering op te lossen, want dat zal altijd bestaan. En er is ook niets mis met polarisering. Dat is stap één. Stap twee is niet veroordelen. Dat is de moeilijkste stap. Want dat doen we allemaal en we doen het constant. Probeer te begrijpen of op z’n minst te erkennen dat de situatie is zoals ze is. Niet goedkeuren, want dat is iets helemaal anders. Maar niet veroordelen is de grondhouding van sociaal werkers. 

Ik keer terug naar het voorbeeld van de sociaal werker met een cliënt met extreemrechts gedachtengoed. Tijdens intervisies raadde ik aan om te proberen om de cliënt eens gelijk te geven. Dan krijg je een heel ander gesprek. Een aanvullend voorbeeld, ik ken heel veel witte mensen in armoede die zeggen: ‘Alle bruine mensen pakken onze uitkeringen en huizen af.’ Ik begrijp hun uitspraak. Als je in de wachtzaal van een OCMW rondkijkt, dan zie je veel donkere mensen. Als de witte cliënt dan het gevoel heeft dat de donkere cliënt dat afpakt, dan snap ik hem. Ik zeg niet dat hij gelijk heeft. Hij heeft ook geen gelijk. Niemand pakt iets af van hem. En als hij bovendien denkt dat hij een huis gaat hebben als we ‘alle donkere mensen buitengooien’, dan heeft hij ook ongelijk. Het probleem is niet dat er meer donkere mensen zijn die een uitkering of huis krijgen, het probleem is dat onze overheid niet genoeg middelen voorziet. En dat los je niet op door mensen buiten te sluiten. Maar we moeten proberen om begrip te hebben voor zijn gevoel.” 

En toch vinden we het allemaal moeilijk om begrip te tonen… 

“Ik ken de ethische omgangsvormen en kan ze overbrengen naar andere sociaal werkers, maar ik pas ze zelf ook niet altijd toe. Niets menselijks is mij vreemd. 

Dat is op zich nog een moeilijk aspect in onze samenleving: we vinden dat mensen geen fouten mogen maken. Mensen doen niet anders. Iedereen heeft het recht om fouten te maken. Tegenwoordig slingeren we door naar het idee dat iedereen goede keuzes moet maken. Je bent vrij, zolang je goede keuzes maakt. Dat is geen vrijheid. Neem nu roken. Je hoort steeds meer stemmen dat rokers hun eigen ziektekosten moeten betalen. Dan moet iedereen die een skiongeluk heeft gehad, zelf zijn repatriëring betalen. Of iemand die te veel frieten eet, zelf zijn hartoperatie betalen. Als je zo denkt, creëer je opnieuw tegenstellingen. We moeten mensen leren nadenken om betere keuzes te maken, maar hen niet verplichten om goede keuzes te maken, want dan hebben ze geen vrijheid meer.”

“Het is alsof we overal polarisering zien, en ik vraag me af waarom.”

Cis Dewaele

En wat zijn foute en goede keuzes? 

“Dat hangt af van het standpunt waaruit je kijkt: economisch, gezondheid … Denk eens terug aan corona. Welzijn en gezondheid stonden voor het eerst lijnrecht tegenover elkaar. Ook ik worstelde daarmee. Ga ik mijn oma bezoeken met het risico dat ik haar ziek maak? In het begin was mijn mama resoluut: ‘Ik ga in lockdown.’ Na drie maanden zei ze: ‘Als ik morgen mijn kleinkinderen niet zie, dan hoeft het niet meer. Ziek of niet, het interesseert me niet meer.’ Wat is dan een goede keuze? Ik weet het nog altijd niet.”

Zijn er specifieke lessen voor het sociaal-cultureel werk? Of geldt ‘eenvoudigweg’ dezelfde grondhouding? 

“Voor mij gaat dat over hetzelfde, alleen is de insteek minder individueel. Sociaal-cultureel werk kijkt naar hoe we groepen kunnen verbinden. De grondhouding blijft exact dezelfde, maar het wordt ingewikkelder. In klassiek sociaal werk maak je de oefening: hoe verhoud ik mij als sociaal werker tegenover de cliënt? In sociaal-cultureel werk maak je de oefening: hoe verhoud ik mij als sociaal-cultureel werker tegenover al die individuen, tegenover de groep en hoe hou ik ondertussen rekening met de houding van alle individuen tegenover elkaar? Dat is een ander paar mouwen. Als sociaal-cultureel werker kan je zeggen: ‘Ik begrijp die racistische uitspraak’, maar als drie vierde van je groep weerstand toont, dan wordt het moeilijk. 

Werken met groepen wordt zwaar onderschat. Groepsdynamica maakt je job onvoorspelbaar. Je hebt geen vat op het gedrag van mensen. Ook niet op een groep. Dat wordt in sociaal werk te weinig aanvaard. Je hebt enkel vat op jezelf, en van daaruit kan je enkel proberen te werken aan een harmonieuze groep.” 

Begrip hebben, kan je dat trainen? Hoe doe je dat? En wat als je achttien jaar bent en aan de opleiding begint? 

© Socius

“Mooie vraag. Ik denk, of liever ik hoop, dat ik er zeventien jaar aan gewerkt heb. Maar ik vraag me af of je het kan trainen. Je kan in elk geval een aantal kaders meegeven die doen begrijpen dat er heel veel verschillen in onze samenleving zijn. Ik vind de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid nog altijd de mooiste theorie van het sociaal werk. Die toont aan dat er in onze samenleving verschillende normen zijn, maar dat onze samenleving – onze instituten, onderwijs, justitie, politie, zelfs sociaal werk en sociaal-cultureel werk – al die normen schoeit op de leest van de witte middenklasse. Dat zijn de normen die we allemaal hanteren en we denken dat dat de enige normen zijn. Dat is zever. We moeten dus op zoek gaan naar de normen bij die mensen waarmee we werken. Ik ben ervan overtuigd dat de waarden hetzelfde zijn, maar we gieten ze in andere gedragsregels. En die gedragsregels zijn nu net de normen. Denk aan de discussie of een vrouw een hoofddoek mag dragen. De waarde daarachter vertrekt vanuit het respect voor de vrouw. In het westen vullen we dat in door te zeggen dat vrouwen hetzelfde mogen doen als mannen. Dat ze gelijkwaardig zijn en dus even ‘bloot’ naar buiten mogen. In de islamitische wereld zeggen ze dat ze de vrouwen moeten beschermen. De gedragsregels staan tegenover elkaar, maar de waarde waaruit ze ontspruiten is hetzelfde. We willen hetzelfde bereiken. Daarmee heb je nog geen oplossing, al denk ik dat verbieden nooit de oplossing is.

Je moet proberen om een denkproces in gang te zetten. 

“Het is moeilijker geworden om verschillende groepen een plaats in de samenleving te geven.” 

Cis Dewaele

En dat is dat moeilijk omdat we zo vasthangen aan onze normen. Denk aan het ‘Alles is op afspraak’-voorbeeld. Ook dat is typisch witte middenklasse. Je maakt een afspraak en je bent er stipt op dat uur. Is dat goed of slecht? Geen idee, maar zo zijn we opgevoed. En dan worden er vreemde beslissingen genomen. Elk jaar loopt het fout om de winteropvang voor daklozen te organiseren. Stel: er zijn 100 plaatsen voor 200 daklozen. Dan moet je bepalen welke dakloze een bed krijgt. Wat doen de meeste steden? Ze vragen daklozen om 9 uur ‘s morgens naar de opvang te bellen om zo een plaats voor ’s avonds te reserveren. De eerste 100 mensen hebben plaats, tenzij je er al drie dagen hebt geslapen. Alsof er naast hun kartonnen doos een wekker staat, zodat ze om half negen kunnen opstaan, hun tanden kunnen poetsen en hun gsm nemen. Weet je wie dat kan? Daklozen met een straathoekwerker of een outreacher die in hun plaats belt. Zij hebben als het ware een wit middenklasfiguurtje naast zich staan, dat die norm gewoon is. Ik wil niet met de vinger wijzen, want elke keuze is gelijk aan verliezen. De enige oplossing is om 200 plaatsen te voorzien. Dat bedoel ik met het denken vanuit één norm waaraan iedereen moeten voldoen. Dergelijke systemen moeten we herdenken. Ik zeg niet dat je elke afspraak moet afschaffen, want een werking moet draaien, maar we gaan de meest kwetsbare mensen verliezen als we blijven vasthouden aan onze witte middenklasse-normen.” 

Is dat een oproep aan sociaal-cultureel werkers om dergelijke systemen aan te klagen? 

“Je kan niet aan sociaal of sociaal-cultureel werk doen zonder politiserend te werken. Sociale agogiek draait om verandering. Als we niets hoefden te veranderen, dan bleven we rustig thuis. We willen verandering bij de cliënt, maar ook in de maatschappij. Je moet ze allebei aanpakken. Onze samenleving is als een trein die razendsnel voorbijraast. Veel mensen vallen er af. Je moet niet alleen proberen om hen op de trein te krijgen, je moet de trein ook vertragen. Anders geraken mensen er niet op of blijven ze eraf vallen. Idem voor sociaal-cultureel werk. Als je met groepen werkt, moet je niet alleen die groepen verheffen – om een oude term te gebruiken – maar ook de samenleving duidelijk maken dat het anders moet. Mensen willen altijd vooruit. Gelukkig! Maar de uitdaging is: hoe kan je vooruitgaan en tegelijkertijd iedereen in de samenleving meenemen?” 

* Als jij een leefomgeving gerichte werker bent, kan je ook bijdragen door de survey in te vullen.


Mieke Vasseur

Mieke Vasseur

Scroll to Top