jan
24
2024

“Politiek heeft ook met verbeelding te maken”

Diversiteit, Internationaal

Blog, Publicatie

Femke Kaulingfreks over het politieke engagement van jongeren

Femke Kaulingfreks is politiek filosofe, antropologe en pedagoge. In haar boek Straatpolitiek beschrijft ze de politieke betrokkenheid van jongeren in de 21ste eeuw, hun engagement speelt zich vaak buiten ‘de politiek’ – het stemhokje en de politieke partijen – af. Jongeren zijn bezig met maatschappelijke verandering en willen een stem krijgen in het debat. Maar omdat hun vertrouwen in de overheid laag is, nemen ze het heft in eigen handen en tonen ze hun engagement met nieuwe vormen van politiek, op straat of online bijvoorbeeld. En ook al beschouwen veel mensen dat niet als politieke acties, toch zijn ze erg betekenisvol.

Femke Kaulingfreks
is sinds maart 2018 lector Jeugd en Samenleving bij de Hogeschool InHolland in Amsterdam, en sinds april 2023 bijzonder hoogleraar grootstedelijke vraagstukken op de Wibautleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. Ze is gespecialiseerd in het verbinden van kwalitatief onderzoek waarbinnen de eigen belevingswereld van mensen centraal staat, met politiek-filosofische theorievorming.

Haar lectoraat houdt zich bezig met complexe en actuele maatschappelijke vraagstukken rondom opgroeien en opvoeden. Hoe kunnen jongeren met een diverse achtergrond in een grootstedelijke context goed en gelijkwaardig opgroeien? De stem van jongeren zelf is leidend in hun aanpak en diversiteit, inclusie en gelijke kansen zijn belangrijke aandachtsgebieden.

Voor de Wibautleerstoel doet ze onderzoek naar praktijken van community development die door bewoners worden geïniteerd in de stedelijke marges van Amsterdam en naar praktijken van democratische samenwerking tussen bewoners, maatschappelijk middenveld en overheid.

Ze schreef drie boeken: Uncivil Engagement and Unruly Politics (2015), Straatpolitiek (2017) en Speelruimte voor Identiteit (2022, samen met Stijn Sieckelinck).

Wanneer en waarom zijn we politiek beginnen te bekijken en te begrijpen als louter partijpolitiek?

We hebben verschillende historische periodes meegemaakt waarin sociale bewegingen hebben aangekaart dat de formele procedures niet voor iedereen toegankelijk zijn en werken. Dat de belangen van bepaalde groepen minder vertegenwoordigd zijn. Dat de wetgeving en het beleid het welzijn en de inclusie van sommige groepen niet bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan de periode rond de eeuwwisseling, toen het vrouwenkiesrecht op de agenda stond, maar ook het formele onderwijssysteem zich ontwikkelde en kinderarbeid ter discussie kwam. Toen ontstond ook het klassenbewustzijn. ‘Het volledige systeem moet op de schop, we willen een revolutie’, klonk het bij verschillende politieke bewegingen. In die tijd was het besef groter dat politiek handelen ook buiten instituties gebeurt. Het anarchisme was heel groot. Ook bepaalde bewegingen die de institutionele politiek wilden afschaffen, zeiden: ‘Mensen zijn prima in staat om op een horizontale manier onderling de samenleving te organiseren en afspraken te maken.’

Of denk aan de jaren ‘60 en ’70 waarin het besef groeide dat ook kunst en cultuur domeinen zijn waarin we een politiek standpunt kunnen innemen, waarin we kunnen nadenken over hoe we ons tot elkaar verhouden in de samenleving en wat de meest wenselijke samenlevingsvorm is. Dat ook politiek met verbeelding te maken heeft. En dat de manier waarop we onderling met elkaar omgaan, een politieke betekenis heeft. Het was de periode waarin de feministische beweging de slogan ‘Het persoonlijke is politiek’ gebruikte. Het publiekelijk aankaarten dat bepaalde keuzes die je in je privéleven maakt ook betrekking hebben op je visie over de inrichting van de samenleving. Of je wel of geen kinderen krijgt, hoe je de huishoudelijke taken verdeelt en wat de rol van de vrouw daarin is, de kledij die je draagt, de consumptiekeuzes die je maakt …, ook dat heeft allemaal te maken met hoe je naar politieke onderwerpen kijkt. Dat zakte daarna een beetje weg, maar nu leven we opnieuw in een periode waarin dat besef terugkomt.

Femke Kaulingfreks

Ik heb veel bewondering voor Black Lives Matter, een sociale beweging die vooral gedragen wordt door jonge mensen. Hun acties hebben ervoor gezorgd dat diversiteit, inclusie en antiracisme veel steviger op de kaart staan, ook in instituties”

Hoe past het beeld van apolitieke millennials daarbij?

Het is heel moeilijk om iets algemeen over alle jongeren te zeggen. Leeftijd is niet het enige criterium in de keuzes die jongeren maken en de positie die ze in de maatschappij innemen. Ook tussen jongeren onderling bestaan er grote verschillen. Van jongeren die vooral met zichzelf bezig zijn tot jongeren die net heel erg bezig zijn met de inrichting van de samenleving en alles ertussenin.

Ik denk dat de nadruk in populaire cultuur lang op zelfontplooiing heeft gelegen. Dat heeft te maken met de dominante normen en waarden in de West-Europese samenleving, met name het neoliberalisme. In het onderwijs, de opvoeding, de media en in de institutionele politiek lag de focus lang op het bereiken van persoonlijk succes. Denk aan de mantra dat je zelf verantwoordelijk bent voor je succes in de samenleving. Dat goed burgerschap sterk verweven is met datgene waarvoor je kiest of waarin je goed bent.

Nu zien we een verschuiving naar solidariteit met anderen, het zorgen voor en het betrokken zijn bij het lot van je medemens. Daarin nemen jongeren zelf het voortouw en geven ze het goede voorbeeld. In september was ik samen met mijn man en zoontje bij een actie van Extinction Rebellion in Den Haag. Ze eisen dat de Nederlandse regering meteen stopt met het subsidiëren van de fossiele industrie. Tot er een besluit genomen is, bezetten ze dagelijks een snelweg. Ik ben daar bewust met mijn zoontje naartoe gegaan, omdat ik meen dat ik mijn kind moet bijbrengen dat de zorg voor de wereld rondom hem ook in zijn handen ligt. Hoe jong je ook bent, ook jij kan een bijdrage leveren door te uiten wat je belangrijk vindt. Ik zag daar veel pubers, veel twintigers en veel families met kleinere kinderen. De klimaatbeweging is een jonge sociale beweging. We kunnen dus niet meer stellen dat jongeren apolitiek zijn.

Bovendien gaat het niet alleen over het klimaat, maar ook over de wooncrisis, genderdiversiteit, antiracisme, sociale veiligheid en het aan de kaak stellen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat zijn allemaal belangrijke maatschappelijke thema’s waarin net jongeren vaak het voortouw nemen en ook het goede voorbeeld geven van hoe het anders zou kunnen gaan.

Femke Kaulingfreks

Jongeren kunnen heel goed omgaan met verschil.

Acties zoals die van Extinction Rebellion worden gezien als verstorend. Wie tegenwoordig de orde probeert te verstoren, wordt snel als te radicaal, te emotioneel, te onredelijk bestempeld. Wie bepaalt welk soort engagement meer weegt of serieuzer genomen wordt?

We doen al lang onderzoek naar de politieke en maatschappelijke participatie van jongeren. Aan de ene kant zien we een beweging die de participatie-elite wordt genoemd. Dat is een kleine groep jongeren die vaak meer theoretisch is opgeleid, een sterk sociaal netwerk heeft en opgroeide in gezinnen met hogere inkomens. Zij vinden het interessant om deel te nemen aan formele trajecten voor jongeren zoals de leerlingenraad op school, een jongerenraad van de gemeente of misschien zelfs een nationale jeugdraad. Maar dergelijke formele trajecten zijn vaak altijd ontworpen volgens de voorwaarden van volwassenen. We bieden jongeren dus mogelijkheden om hun stem te laten horen, maar de bepalingen zijn op volwassenenmaat gemaakt. Zo moeten jongeren bijvoorbeeld vergaderen, een voorzitter kiezen, een powerpointpresentatie maken, een pitch houden op een podium … We laten hen een hemd, jas en das dragen. En ze mogen geen straattaal gebruiken. Ze mogen dus meepraten, maar alleen als ze die volwassen manier overnemen. Daardoor zijn dergelijke trajecten maar voor een beperkte groep jongeren aantrekkelijk en toegankelijk, terwijl er ontzettend veel jongeren zijn die liever op hun eigen manier hun stem willen laten horen. En dat kan verschillende vormen aannemen. Het bezetten van een snelweg is maar één optie, en tegelijk een optie die maar voor een bepaalde groep jongeren toegankelijk is. Vaak zijn dat witte jongeren met meer privileges, die zich een confrontatie met de politie kunnen veroorloven, omdat de verwachting is dat ze daar minder schadelijke gevolgen van zullen ondervinden. Jongeren van kleur kunnen zich dat risico niet permitteren.

In de grootstedelijke jongerencultuur uiten jongeren hun visie op maatschappelijke thema’s door kunst en cultuur, bijvoorbeeld met muziek, videoclips of Instagramposts. Zo’n expressievormen – die niet vallen binnen de formele, door volwassenen bepaalde trajecten – worden automatisch minder serieus genomen. Het zijn de jongeren zelf die de leiding nemen en hun eigen taal en stijl kiezen om hun boodschap over te brengen. Dat wordt snel afgedaan als onechte participatie en soms zelfs als weinig betekenisvol. Het gaat snel over de vorm en niet over de inhoud, bijvoorbeeld dat ze regels overtreden, onbeleefd spreken of bepaalde kledij dragen.

Jongeren willen hun stem laten horen, maar hun invloed is beperkter wanneer ze deelnemen aan zo’n formeel traject. Als je daaraan meedoet, dan moet je je vaak erg aanpassen, waardoor je authentieke stem en boodschap moeilijker overkomen. Op dat vlak zitten jongeren in een lastige positie om echt invloed uit te oefenen op de politiek.

Femke Kaulingfreks

Jongeren maken het niet zo vaak mee dat volwassenen – met oprechte openheid en interesse, zonder oordeel – naar hun visie en ervaringen willen luisteren.

Tegenwoordig hebben we het vaak over de nood aan veerkracht en weerbaarheid, maar de institutionele politiek gaat daar stroef mee om. In dat opzicht is engagement van jongeren veel veelzijdiger, flexibeler en past het beter bij de realiteit. Ze reageren niet alleen op het huidige bestel, maar verlangen ook naar een ander wereldbeeld.

Ik denk dat we als volwassenen jongeren veel serieuzer moeten nemen. Het is eigen aan jongeren dat ze grenzen opzoeken, dat ze experimenteren met vernieuwende mogelijkheden, zowel op persoonlijk als maatschappelijk vlak. Maar als volwassenen hebben we de neiging om risico’s in te perken. We willen jongeren behoeden om over de grens te gaan en in situaties te komen die schadelijk kunnen zijn voor hen of de maatschappij. We zien jongeren dus vaak als een gevaar voor zichzelf en de samenleving. We zijn erg bezig met disciplinering, terwijl de neiging van jongeren om grenzen op te zoeken net tot vernieuwing leidt. Het loslaten van de huidige status quo, het nadenken over een andere wereld en een voorstelling maken van soms radicaal nieuwe opties die nog niet gerealiseerd zijn, maar mogelijk kunnen worden als we de dingen anders aanpakken … Die openheid vinden we als volwassenen vaak spannend. We vinden het fascinerend dat jongeren grenzen opzoeken. Natuurlijk zijn er ook jongeren die conservatieve opvattingen hebben, bijvoorbeeld over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Maar de jongeren die de durf hebben om publiekelijk progressief te zijn, mogen daar meer krediet voor krijgen.

De inspiratie voor een nieuwe progressieve politiek vinden we op straat, schrijf je. Hoe ziet die eruit?

Khalid Amakran – Jong – Firy

Mensen bedenken nieuwe, creatieve manieren om hun stem te laten horen. Tijdens de actie van Extinction Rebellion waren er ouders die de weg niet wilden blokkeren, maar wel hun steun wilden uitspreken. Ze maakten knutselwerken – tekeningen over de toekomst – met de kinderen en hingen ze op tussen de plek waar ze zaten en de wegblokkade met het idee: de toekomst van de kinderen hangt aan een zijden draad.

Die mensen kenden elkaar helemaal niet. De straat is de plek waar je je moet verhouden tot onbekende mensen en tot het onbekende in het algemeen. Een van mijn favoriete filosofen, Jean-Luc Nancy, zei dat de stad de plek bij uitstek is waar je je altijd verhoudt tot het onbekende. De ruimte waar je moet omgaan met mensen die anders zijn dan jij, die zich anders uitdrukken, die er anders uitzien, die andere dingen belangrijk vinden. We wonen allemaal heel dicht op elkaar en kunnen niet alleen gelijkgestemden om ons heen verzamelen. De straat is de plek waar we ons leren verhouden tot de ander. En juist dat vermogen om je te leren te verhouden tot de ander, rekening te houden met de ander, elkaar ruimte te gunnen, maar je ook betrokken en zorgzaam te uiten tegenover anderen, vormt de voorwaarde voor samenwerking.

‘Het stadsleven vergt heel veel samenwerking’, zei Richard Sennett, een socioloog die veel heeft geschreven over stedelijke ontwikkeling. Politici in de institutionele sfeer zijn soms geneigd om zich alleen te omringen met gelijkgestemden en mensen die hun taal spreken. Ook cultuur ontwikkelt zich op straat. Soms worden bestaande elementen vermengd met iets nieuws, waardoor er iets bijzonders ontstaat dat er nog niet was. Verschillende expressievormen worden met elkaar gecombineerd. Mensen ontmoeten elkaar om uit te wisselen, om muziek te maken en te dansen, om feest te vieren, maar ook om de politieke situatie met elkaar te bespreken. Vanuit cultuur die op straat ontstaat, komt veel politiek engagement voort.

Wat bepaalt of een actie, gebeurtenis of handeling al dan niet als politiek betekenisvol kan worden gezien?

We spreken over politiek op het moment dat er een claim wordt gemaakt over de inrichting van de samenleving als geheel, en wanneer het gaat over meer dan de particuliere belangen van één specifieke persoon of groep. Vaak zien we vanuit de media en instituties dat iets pas als politiek relevant wordt beschouwd op het moment dat het zich direct verhoudt tot institutionele actoren en het binnen de kaders van formele trajecten voor politieke participatie past. Instituties proberen burgerlijke ongehoorzaamheid te diskwalificeren of gesprekken over maatschappelijke thema’s in het onderwijs niet als politieke participatie te zien.

En zo zijn we terug bij conflictvermijding, bij veelstemmigheid uit de weg gaan. Terwijl ook botsing een contact betekent.

Je ziet in veel politiek-filosofische theorieën die ik interessant vind dat het vermogen om met conflict om te gaan en het accepteren dat conflict ook een onderdeel van politieke processen is, heel belangrijk is om politiek te definiëren. Politicologe Chantal Mouffe zegt dat iets pas als politiek wordt beschouwd op het moment dat er een conflict ontstaat tussen verschillende visies of belangen. Zelf denk ik niet dat het altijd over conflict hoeft te gaan, voor mij staat vooral het besef van verschil centraal. Het besef dat we samen een samenleving vormen waarin we tot elkaar ‘veroordeeld’ zijn, waarin we tegelijk van elkaar verschillen door onze verschillende identiteiten en ervaringen. Toch zullen we de samenleving zo moeten organiseren dat het welzijn van iedereen zo goed mogelijk gewaarborgd wordt. Dat is wat politiek tot politiek maakt: het kunnen omgaan met verschil en ook met het ongemak dat daarbij komt kijken. Het is niet vanzelfsprekend dat je het altijd met elkaar eens bent, omdat je je niet in elkaar kan herkennen. Daar moet je iets mee doen. Je moet betrokkenheid tonen en je kan je niet terugtrekken in je eigen huis of bubbel. Dat maakt verhoudingen politiek.

Zal vervroegd stemrecht iets veranderen voor jongeren en hun politiek engagement?

Als je 16 jaar bent, ben je leerplichtig. En net omdat alle jongeren naar school moeten, is dat een goede manier om hen voor te bereiden op formele politiek. We hoeven ze niet per se klaar te stomen voor informele politieke expressie, want dat doen ze al uit zichzelf. Sterker nog, dat kunnen we van hen leren. Maar als het gaat om formele participatie zoals stemmen, dan denk ik dat we jongeren daarover moeten vormen, zodat ze weten wat dat betekent.

Het gaat niet alleen over de vraag of ze weten of ze mogen stemmen, maar ook over hoe je tot een politieke visie komt. Veel pubers hebben daar weinig vertrouwen in. ‘Ik weet er te weinig over, ik vind het heel moeilijk, ik doe wat mijn ouders zeggen’, klinkt het. Op school zouden we niet alleen aandacht moeten besteden aan de werking van het systeem, maar vooral aan hoe jij je eigen politieke visie ontwikkelt. Dat betekent veel meer aandacht voor discussies in de klas, voor het bespreken van het nieuws, voor het omgaan met conflicterende visies, voor het afwegen van belangen … Die thema’s krijgen in het onderwijs nog te weinig aandacht. Ik ben voorstander om de leeftijd naar 16 jaar te verlagen, maar dan moeten we er ook voor zorgen dat alle schoolgaande jongeren daar goed op voorbereid worden en dat ze leren om tot een politiek oordeel te komen.

Ook in informele settings, zoals je sportclub of in cultuurorganisaties, zou het bespreken van maatschappelijke thema’s op de agenda moeten staan. Niet alleen voor jongeren, maar ook voor volwassenen. Het gaat niet alleen over ‘hoe gaat het met jou’, ‘wat heb je nodig om succesvol te worden in je leven’ of ‘wat heb je nodig om een goed participerende burger te worden’? We moeten ook praten over ‘wat denk jij dat de samenleving als geheel nodig heeft’ en ‘hoe zie jij je rol daarin’? Dat doen we te weinig en dat zou meer en op meer plekken moeten gebeuren.

Onlangs heeft een cultuurcentrum een debattenreeks met jongeren georganiseerd. Op het podium hebben ze gepraat over thema’s die hen boeiden en die ze zelf hadden gekozen. Tijdens de evaluatie vroegen ze aan de jongeren wat ze in dat traject als meest waardevol hadden ervaren. Hun antwoorden waren bijna unaniem: ‘Het feit dat ik over iets mocht vertellen dat ik interessant vind en dat er naar mij werd geluisterd’.

Het gevoel om gehoord te worden, vinden jongeren heel belangrijk. En eigenlijk is het verontrustend om vast te stellen hoe weinig jongeren dat voelen. Jongeren maken het niet zo vaak mee dat volwassenen – met oprechte openheid en interesse, zonder oordeel – naar hun visie en ervaringen willen luisteren. Ze moeten veel van ons: ze moeten naar school, ze moeten sporten, ze moeten braaf zijn, ze moeten het maken … Maar wie stelt hen de vraag: ‘Wat vind jij belangrijk en wat denk jij dat goed is voor de samenleving?’

Femke Kaulingfreks

“Nu zien we een verschuiving naar solidariteit met anderen, het zorgen voor en het betrokken zijn bij het lot van je medemens. Daarin nemen jongeren zelf het voortouw en geven ze het goede voorbeeld.”

Wat is er veranderd sinds 2017, toen je het boek Straatpolitiek schreef? En zien we politiek engagement veranderen doorheen de tijd en met generaties?

Uit recent onderzoek blijkt dat jongeren meer vertrouwen in elkaar hebben gekregen, ook als ze van elkaar verschillen. Dat omgaan met verschil, dat kunnen jongeren heel goed. Nu zelfs beter dan vijf à zes jaar geleden. Tegenwoordig hebben ze minder vertrouwen in instituties, het wantrouwen tegenover overheidsinstellingen is gigantisch gegroeid. Dat heeft ook te maken met de onbetrouwbaarheid van de overheid, denk aan de toeslagaffaire in Nederland, het niet adequaat kunnen oplossen van de vluchtelingenproblematiek, de klimaat- en vooral de coronacrisis. De overheid heeft allerlei maatregelen ingevoerd zonder na te denken over de impact op jongeren, dat heeft veel schade toegebracht aan het vertrouwen.

Het is van alle tijden en eigen aan jongeren om zich te verzetten tegen de mainstream, en de nadruk te leggen op wat we nog niet zien of weten vanuit een meerderheidsperspectief. Maar doorheen de tijd verandert de mainstream. Toen ik Straatpolitiek schreef, was ik vooral gefocust op wat jongeren met een migratieachtergrond doen om hun stem te laten horen en gezien te worden. Nu merk ik dat dat niet langer de belangrijkste identiteitsfactor is waarmee jongeren zich onderscheiden, omdat in grootstedelijke context de meerderheid van de jonge mensen een andere achtergrond heeft. In de grote steden wonen ontzettend veel jongeren van kleur. Zij worden nog steeds geconfronteerd met uitsluiting en racisme, maar dat zijn zeker niet de enige maatschappelijke vraagstukken waarover ze hun visie uiten. Nu gaat het ook steeds vaker over klimaat, over armoede en over de wooncrisis. Naast sociaal-economische klasse hebben ook gender en seksuele oriëntatie een grotere betekenis gekregen. Steeds meer scholen doen aan Paarse Vrijdag (Paarse Vrijdag is een dag waarop scholieren en studenten door het dragen van de kleur paars op school hun solidariteit kunnen tonen met lhbt+’ers, red.), en daar is tegelijkertijd veel discussie over. De diversiteit van tussenvormen in identiteiten speelt een grotere rol voor jongeren. Je hoeft niet man of vrouw te zijn, hetero of homo, links of rechts of wit of zwart. Er zijn tal van tussenvormen. Jongeren ontwikkelen zich in die tussenruimtes, daarin zit veel vernieuwingskracht. In mijn huidig onderzoek besteed ik meer aandacht aan de vraag: wat zijn al die verschillende tussenvormen, -verhalen, -identiteiten die jongeren ontwikkelen en die ze gewoon al vanzelf hebben en hoe ze daarvoor aandacht vragen, ook in hun politieke statements?

Zonder radicale uitdaging en institutionele erkenning krijgen we geen systematische verandering?

Ik heb veel bewondering voor Black Lives Matter, een sociale beweging die vooral gedragen wordt door jonge mensen. Hun acties hebben ervoor gezorgd dat diversiteit, inclusie en antiracisme veel steviger op de kaart staan, ook in instituties. Hoewel alles nog niet opgelost is, moeten we nu aan de slag. Dat besef is ontstaan dankzij Black Lives Matter, ik hoop dat iets gelijkaardig met de klimaatbeweging gebeurt.

Tegelijk zien we een tegenstroom van conservatieve bewegingen die alles graag opnieuw in hokjes willen plaatsen. Bij voorkeur in hokjes die we altijd al gebruikten. Kijk hoe er bijvoorbeeld meer aandacht is voor ‘natuurlijke’ vormen van mannelijkheid en vrouwelijkheid onder jongeren die zich afzetten tegen non-binaire identiteiten. ‘We hadden duidelijke hokjes die prima werkten, eeuwenlang, dus laten we die behouden’, klinkt het. Op die manier zoeken ze houvast en zekerheid in bepaalde kaders die duidelijk zijn. Bovendien is de diffuusheid van informatievoorziening gegroeid. Er bestaan veel complottheorieën. Er zijn jongeren met extreem-rechtse sympathieën die antioverheid zijn, met weinig vertrouwen in instituties en die geloven in een bepaalde onzichtbare wereldorde waarop ze geen grip kunnen krijgen en zich vervolgens in een kleine bubbel terugtrekken. Dat vind ik een zorgwekkende ontwikkeling, en die was tijdens het schrijven van Straatpolitiek minder prominent aanwezig dan nu.


Staša Pavlović

Staša Pavlović

Scroll to Top