19
2023
Taboe is het enige taboe
Dit artikel staat in het Wij-Zij magazine van Socius.
Het wij-zij denken is van alle tijden. Maar de toxische vormen die polarisatie in onze samenleving steeds meer lijkt aan te nemen, stelt ook het sociaal-cultureel werk voor uitdagingen. Zijn er strategieën die we kunnen ontwikkelen om tot meer collectieve en gedeelde banden te komen en welke stappen moeten we daarvoor zetten? Socius ging in gesprek met Badra Djait en Wim Erkelbout. Allebei het hart op de tong. Allebei een brandende ambitie om meer verbinding te realiseren.
Wim Erkelbout
werkt bij Avansa Oost-Brabant rond de thema’s participatie en polarisatie. Daarnaast is hij docent aan de UCLL in de opleiding Sociaal-cultureel werk in Heverlee en bestuurder bij vzw WISPER. Hij deelt graag, ook zijn hart voor participatie. Verbeelding, creativiteit en constructivisme zijn zijn geliefkoosde gereedschap.
Badra Djait
is coördinator Diversiteit & Inclusie aan de UGent. In haar vrije tijd is ze voorzitter bij Voem vzw en geëngageerd in de kunstensector bij muziek-theater LOD, NTGent en De Centrale. Haar doel is bruggen slaan tussen wetenschap, kunst en diversiteit.
Je komt polarisatie op veel plaatsen tegen. Waar zien jullie het opduiken en hoe ziet het eruit?
Badra Djait: “We leven in een tijdperk van versnelde maatschappelijke ontwikkelingen. Migratie, individualisering, globalisering, klimaatverandering en informatisering zijn slechts enkele van de vele maatschappelijke ontwikkelingen die zich de laatste decennia hebben voltrokken. Onze samenleving verandert vele malen sneller dan dat mensen er zich aan kunnen aanpassen. Dat leidt ertoe dat mensen niet meer mee zijn. Het bezorgt hun een onveiligheidsgevoel. In de vorige eeuw was er bijvoorbeeld sprake van vrouwen of etnisch-culturele minderheden als traditioneel gedefinieerde groepen met gemeenschappelijke kenmerken. Daarvoor werd dan een specifiek beleid uitgewerkt. De 21ste eeuw wordt gekenmerkt door een groeiende diversiteit binnen de diversiteit, de zogenaamde superdiversiteit. Er is een veelheid aan genderidentiteiten, statuten, levensbeschouwingen, culturen, beperkingen … Die superdiversiteit is enorm complex, en laat zich niet zo eenvoudig meten of in hokjes stoppen, net omdat mensen in toenemende mate zelf individueel willen bepalen hoe ze hun meervoudige of gelaagde identiteit vorm willen geven. Een meervoudige identiteit die bovendien vloeibaar en veranderlijk blijkt te zijn. Dat is voor mij de uitdaging. Het omgaan met die complexiteit in een samenleving die continu verandert; waarin de enige zekerheid de onzekerheid is. Het besef dat we leven in een tijdperk van permanente verandering.”
Complexiteit en onveiligheid gaan voor jou dus samen?
Badra: “Het niet meer mee zijn, geeft mensen een gevoel van onveiligheid. Kijk bijvoorbeeld naar de opkomst van genderinclusieve communicatie. Je merkt dat de oudere generatie het moeilijk heeft om haar taalgebruik te veranderen. Terwijl de jongere generatie dat opeist. Dat zorgt voor een gevoel van onveiligheid, van onzekerheid. ‘Wat gebeurt er hier allemaal? Wat gaat dat hier allemaal worden?’, klinkt het dan.”
Wim Erkelbout: “Dat is zeer herkenbaar. Je beschrijft de achtergrond waartegen het zich allemaal afspeelt. Mensen bekennen zich tot sociale netwerken. Vroeger waren die netwerken veelal locatiegebonden. Je kende alle mensen in je eigen straat. Of je organiseerde iets met collega’s op het werk. Die sociale verbindingen ontstonden meer ‘bij toeval’. Tegenwoordig zie je meer verbinding door de digitalisering en heb je meer peergroepen die verbonden zijn op culturele of identitaire eigenschappen. Die samenstelling verhoogt de kans op polarisering. Mensen lijken op elkaar en leren van elkaar. Ze ‘besmetten’ elkaar met een eigen discours. Zo komen ze in gebubbelde contexten terecht. Mensen in die bubbel denken dat wat zij bespreken hét dominante beeld is. Maar dat is eigenlijk maar één perspectief, één gezichtspunt op die wereld. Terwijl andere bubbels net hetzelfde doen, maar met totaal andere invalshoeken. Ik stel vast dat taal, afkomst, religie, maar ook leeftijd, levensfase of status, belangrijke kenmerken zijn van waaruit die bubbels ontstaan. En de mensen in die bubbels willen dat de wereld wordt geordend op basis van hun zienswijze. Mensen met jonge kinderen zullen niet begrijpen dat onvoldoende kinderopvang niet hoger op de politieke agenda staat. Voor hen is dat topprioriteit. Zij verstaan ook niet waarom niet iedereen daarin meegaat. Zo is het bubbelgedrag verantwoordelijk voor polariteiten waarbij mensen er zich te weinig bewust van zijn dat ze eenzijdig kijken naar het geheel. Die groepen hebben ook de neiging om te segregeren. Ze kennen elkaar niet en komen elkaar niet of nauwelijks tegen.
Ik stel vast dat de openbare ruimte toch niet zo openbaar is. We lopen er naast elkaar in rond. Mensen zijn bang om oogcontact te maken. Laat staan dat ze iemand zomaar zouden aanspreken. Het ‘cafégevoel’ is weg. Ik ben blij dat je in deze context het gevoel van onveiligheid aanhaalt. Het lijkt cruciaal. Eerst moet mijn angst weg en dan zal ik je misschien aanspreken. ‘Ik ben bang dat je een andere taal zal spreken.’ ‘Ik ben bang dat je mijn leefwereld niet kent.’ Al die potentiële onbekenden zorgen ervoor dat we moeilijk in de openbare ruimte met elkaar in verbinding geraken.”
Badra: “Het klopt dat als je een groep gelijkgezinden bij elkaar zet en hen in gesprek laat gaan over een bepaald onderwerp, de groep na het gesprek een extremer standpunt inneemt. Daarom dat we bij Voem niet in de eerste plaats inzetten op het bijeenbrengen van mensen op basis van een achtergrondkenmerk, maar op het verbinden van de superdiversiteit. Dat doen we door in te spelen op de gedeelde en gelaagde vloeibare identiteit. Zo proberen we een veilige omgeving te creëren waarin de superdiversiteit elkaar ontmoet, actief participeert en samen creëert. We zijn ons ervan bewust dat mensen een groot verlangen hebben om zich verbonden te voelen én om gewaardeerd te worden.”
Er wordt vaak gewezen op de invloed van individualisering. Ik hoor jullie ook zeggen dat de lokale gemeenschap verdwijnt, maar vervangen wordt door andere types van netwerken die meer gebaseerd zijn op identiteit, op gedeeld belang. Individuen gaan relaties aan, maar op een andere manier: in bubbels die elkaar versterken en die polarisering in de hand werken.
Badra: “Ja, maar ik wil daar wel aan toevoegen dat identiteit ook meer fluïde is geworden. Je bent niet meer zoals vroeger lid van een vereniging voor de rest van je leven. Jonge mensen willen zelfs geen lid meer worden, maar gewoon aanschuiven om rond een thema te werken. Een paar maanden later zitten ze dan weer bij een andere organisatie. Ook een huis koop je niet meer voor de rest van je leven. Een job, net hetzelfde. Omwille van die snelheid en van die veranderingen wordt er veel meer veerkracht van personen gevraagd. En dat kan soms zwaar zijn.”
De snelheid dwingt mensen bijna om fluïde door het leven te stappen.
Badra: “Bovendien zie je dat jonge mensen niet langer in hokjes geplaatst willen worden. Ze willen niet dat de overheid of een organisatie zeggen tot welke groep ze behoren. ‘Jij behoort tot de vrouwen.’ ‘Jij behoort tot de groep van mensen met een migratieachtergrond.’ Ze willen zelf hun gelaagde identiteit bepalen.”
“We zijn ons ervan bewust dat mensen een groot verlangen hebben om zich verbonden te voelen én om gewaardeerd te worden.”
We hebben dus het adagio van het verlichtingsproject bereikt. Denk voor jezelf. Ontwikkel je eigen persoonlijkheid. Loopt dat dan fout?
Wim: “Ik weet niet of het fout loopt. Ik ervaar het als een onvermogen om met iedereen empathisch te zijn. De laatste decennia is ons aangeleerd te specialiseren, te focussen om kwaliteit te bereiken. Mensen geraken gefocust op de dingen die zij beroepsmatig doen of maatschappelijk belangrijk vinden, al de rest is onbekend, wazig of fluïde. In België doen bijvoorbeeld 50.000 mensen aan geocaching. Terwijl miljoenen anderen niet weten dat zoiets bestaat. Zo zijn er honderden contexten, waarvan ook jij niet weet dat ze bestaan. Een beeld krijgen van de sociale omgevingsfactoren en verwachtingen van al die mensen en groepen is onmogelijk geworden. Projecteer dat eens op een stad zoals Brussel met haar tientallen taalgroepen en diverse gemeenschappen. Noem het een soort multigelaagde onwetendheid. Taal- en religieverschillen vergroten dat nog uit en hanteren andere omgangsvormen, andere waardenkaders, en het eindresultaat is bij de ene groep dwingender dan bij de andere. Daarom is het volgens mij dé kunst, dé sociaal-culturele uitdaging voor de toekomst om naast bonding veel meer aan bridging te doen.”
“Kunnen praten met elkaar zonder in conflict te komen is een eerste belangrijke stap.”
Een gelaagde maatschappij. Weinig uitwisseling tussen mensen. Snelle veranderingen. Eigen levensprojecten. … Ik zie de condities en de context, maar waar begint het proces van polarisatie? Welke factoren zorgen ervoor dat het toxisch wordt? Uiteindelijk zijn tegenpolen op zich niet slecht.
Wim: “Polarisatie heeft altijd bestaan. Er is in wezen ook niets mis mee. In een klassiek democratisch veld zijn die meningsverschillen net interessant. Ze versterken eigenlijk het eindresultaat van het denken van die democratische ruimte. Het is dus goed dat ideeën kunnen botsen. Ze maken de samenleving sterker. Maar vandaag ontbreken vaak de gedeelde, de gekende contexten in die samenleving. Empathie en naar elkaar luisteren, wordt dan moeilijk. Toxische polarisatie kan ontstaan omdat we beginnen te oordelen zonder elkaar te kennen. Dan gaat het niet meer over de inhoud, maar over vooroordelen en stereotypen tussen mensen of groepen. Het ‘wij tegen zij’ denken, en geen nuance meer toelaten.
In onze hedendaagse bubbels versterken mensen elkaar ook in het afwijzen van anderen, er heersen krachten die de massa uit elkaar trekken. Waarbij de mensen die zich in het midden bevinden voortdurend worden aangespoord om een kant te kiezen. Botsende ideeën zijn dus niet het probleem, het wordt problematisch wanneer we op de man spelen zonder de bal nog te willen zien.”
Empathie is dus de conditie om connectie te blijven maken.
Badra: “Empathie moet je begrijpen als ‘Ik heb een ander idee, maar ik kan verstaan wat voor jou het belang is. En ik kan samen met jou zoeken naar een gedeeld belang.’ Iemand niet veroordelen of uitgaan van het grote gelijk, maar luisteren naar wat die persoon bedoelt en je proberen in te leven in andere referentiekaders om op basis daarvan naar een consensus te zoeken. Maar dus ook de erkenning dat er een soort van meerstemmigheid is. ‘Let’s agree to disagree.’ We gaan op z’n minst proberen de dialoog aan te gaan, ook al zijn we het niet eens met elkaar.
Bubbels kunnen fungeren als echokamers waarbinnen het eigen gelijk als het enige gelijk wordt beschouwd. Zeker ook online. Zo zijn het versterkende mechanismen.
Wim: “Er zijn nog meer brandversnellers voor toxische polarisatie. Zie hoe vandaag partijpolitiek interfereert met de media. Partijen moeten zeer snel hapklare meningen formuleren om zichzelf te profileren en tegelijkertijd hebben de media net die scherpe polariserende quotes nodig om titels te kunnen maken waar mensen op klikken. Die twee dingen versterken voortdurend het idee dat het niet goed gaat met de samenleving want ‘die staat tegenover die’. Zo wordt een vijandbeeld voortdurend opgepookt of in stand gehouden. Je ziet dat een grote groep burgers daardoor politiek afhaakt. Ze zetten de hele politieke kaste onterecht weg als sjoemelend en onbetrouwbaar. Ze zonderen zich af van het volledige democratische spel waardoor er een nieuwe polariteit ontstaat.”
Badra: “Ik ga niet volledig akkoord. Politiek werkt op basis van stemmen en moet daarom op een of andere manier polariseren. Het klopt wel dat er mensen afhaken. Ze nemen misschien afstand van de politiek, maar ik ga niet akkoord dat ze zo polariseren. Mensen nemen daarom immers nog geen afstand van de rest van de samenleving. Voor veel mensen is politiek als publiek spel misschien gewoon irrelevant. Maar zijn ze wel met politiek bezig in de kleine ruimte. Op sociale media, in hun wijk of in hun organisatie.”
Wim: “Ik denk dat we best onderscheid maken tussen politiek als maatschappelijk belang en de partijpolitiek. Daar ligt volgens mij de nieuwe frictie. Mensen zijn niet langer geneigd zich te bekennen tot een of andere historische stroming, maar hebben wel meningen. De particratie en de macht van partijvoorzitters die hun partij (‘wij’) willen positioneren tegenover andere partijen (‘zij’) zorgen voor polarisering.”
Raakt toxische polarisering aan radicalisering?
Badra: “Radicalisering ontstaat vanuit een groep gelijkgezinden. Daar wordt voortdurend op verder gebouwd. Zo blijven op den duur enkel de extremen over. De groep van gelijkgezinden wordt steeds kleiner tot je in die extreme bubbels zit.”
Wim: “Het heeft ook te maken met de toenemende trend naar meer activisme. Ik ben eigenlijk blij dat veel jongeren zich vandaag durven uitspreken als activist. Ik merk wel dat activisten zich doorgaans op één maatschappelijk issue manifesteren en met een duidelijke focus. Aan de andere kant merk ik ook een groep in de samenleving die problemen heeft met die voortdurende activistische stellingnames. Omdat ze die te extreem vinden. En mensen zijn dan niet langer geneigd te verbinden. Integendeel, ze gaan zich distantiëren.”
Polarisering dreigt zich bijna rond alles af te spelen. Bestaat er nog zoiets als common sense en hoe vul je dat begrip in?
Wim: “Voor mij is dat al het gemeenschappelijke. Dat waar we als samen-leving het ‘samen’ in herkennen. Dat is geen lege doos. Zeker als we het multiperspectief en het kruispuntdenken binnenbrengen als potentiële oplossing voor zoveel polarisaties. Waarbij we onze persoonlijke identiteit niet herleiden tot één eigenschap, maar naar alle stukjes kijken die van ons een compleet mens maken. Al die stukjes maken het mogelijk dat we ons veel beter kunnen verbinden op de deelaspecten van ons zijn. Ik ben bijvoorbeeld niet enkel een ‘witte man’, maar ook vader, schilder, vijftiger, Vlaming, autodeler, bergwandelaar, constructivist, jazz-liefhebber … De kans om daarin iets gemeenschappelijks te herkennen, stijgt naarmate ik het lijstje nog aanvul.”
Dat begrijp ik, maar we hebben net ook vastgesteld dat tegelijk rond die stukjes snel bubbels en echokamers ontstaan.
Badra: “Multiperspectiviteit is een handvat om ermee om te gaan. Dat zou de basis moeten zijn van elke dialoog. We moeten ons bewust zijn van het feit dat we in een meerstemmige samenleving leven met verschillende standpunten. Het is de bedoeling dat we elke keer tot een consensus komen zonder dat je je eigen perspectief moet opgeven. Op basis daarvan kan je verder werken.”
Dan komen we wel opnieuw bij de conditie van empathie. Want met enkel de erkenning van het verschil geraak je er niet uit.
Wim: “Dat klopt, maar de basisvoorwaarde is dat we elkaar eerst beter leren kennen. Als we met elkaar in gesprek geraken, zullen we dingen vinden waarvan we denken: ‘Ah, jij ook?’ Het zijn die dingen die mij in staat stellen om empathisch te zijn rond zaken die niet van mij zijn. Je hebt die basis nodig om een band te creëren waardoor mijn stereotypering geen kans krijgt.”
Badra: “Stel dat ik iemand zou beoordelen op basis van enkel mijn waarden, dan zou het voor mij moeilijk zijn om samen te werken met verschillende types van mensen. Ook bij Voem. Als je geconfronteerd wordt met mensen die totaal anders denken, dan proberen we eerst te begrijpen wat daar de achterliggende reden van is. Op basis daarvan werken we verder. Wij proberen dus niet te oordelen of uit te gaan van het grote gelijk. Ook al gaat het over extreme meningen die niet tot de waarden van onze organisatie behoren. We proberen toch altijd eerst te luisteren en te begrijpen. Om zo ook die persoon de kans te geven meer naar jou toe te groeien en dus te verbinden.”
Wim: “Ik wil even teruggrijpen naar de openbare ruimte. Dat gevoel van wantrouwen, van angst om mensen die je niet kent, te benaderen en te geloven in de goede afloop. Ik wil het gevoel om te avonturieren op het sociale domein terug in ere herstellen. Maar je voelt dat de psychische veiligheid en integriteit die daarvoor nodig is, ook gegarandeerd moet zijn. Ik pleit voor een cultuur van spontaniteit in ons sociaal gedrag in de openbaarheid. Het leuke van de uitwisseling van ideeën als rijkdom en zelfs als potentieel plezier.”
“Multiperspectiviteit is een handvat om met polarisatie om te gaan. Dat zou de basis moeten zijn van elke dialoog.”
Welke strategieën kan het sociaal-cultureel werk hanteren op dat vlak? We hebben de ambitie om daartoe bij te dragen, maar hoe pakken we dat dan aan?
Badra: “Bij Voem vertrekken we altijd vanuit onze waarden. We zoeken naar verbinding. We zijn constructief kritisch. We zijn onbevooroordeeld, open en onafhankelijk. We reiken de hand uit door in dialoog te gaan met oog voor multiperspectiviteit en kritische reflectie. We zijn geëngageerd en steeds op zoek naar nieuwe paden. Vanuit een gezonde nieuwsgierigheid durven we buiten de traditionele paden te treden. We geloven in het creëren van samenwerking, netwerken en verbinding tussen diverse werelden. We werken samen met partners met wie we op het eerste gezicht niets te maken hebben. Zo komt er ook vernieuwing. Het hanteren van een normatief kompas is dus al een van de strategieën.
Daarnaast werken we altijd op basis van de triple win. Als wij iets organiseren, moet er een win zijn voor de partner, onszelf en de leden. Als we gecontacteerd worden voor een samenwerking, geven we duidelijk aan dat we van bij het begin willen betrokken worden als gelijkwaardige partner. We willen mee over het concept nadenken en beslissen. Dat is bij wijze van spreken ook een vorm van dekolonisatie. We willen niet gebruikt worden om een lijstje af te vinken. Ten slotte werken we altijd aan een duurzame samenwerking, een duurzaam proces via dialoog. En we betrekken continu onze leden: onze artiesten, onze vrijwilligers, onze lidverenigingen. Dat heeft zo’n impact dat onze activiteiten per definitie zeer divers én zeer inclusief zijn. We werken niet op basis van één identiteit. We proberen al die identiteiten samen te brengen. Zowel in onze werking als in ons aanbod. Met als gevolg dat je dat terugziet bij ons publiek. Neem bijvoorbeeld onze activiteit Veggie is halal. Daarbij komen vooral nieuwkomers-vrouwen, maar ook mensen die in België geboren zijn samen om te koken. Elke keer kookt een andere persoon. De ene keer is dat dus Indonesisch, de andere keer een Soedanese maaltijd. Vrouwen zijn trots op hun culinair erfgoed. Die nieuwkomers-vrouwen komen van over heel de wereld en ze komen vanzelf. En dat is net zo interessant. Vanaf het moment dat je divers en inclusief bent, zijn ze er. Dat is de sterkte van Voem.”
Jullie creëren ruimtes, plekken waar mensen elkaar kunnen treffen vanop verschillende assen als tegengif tegen polarisering.
Badra: “In een zeer diverse omgeving heb je sowieso die multiperspectiviteit. Iedereen in die omgeving is op zoek naar een soort van evenwicht. Dat maakt het verhaal net zo sterk. Iedereen probeert elkaar op een of andere manier te begrijpen. Multiperspectiviteit, sociale diversiteit … dat leidt tot meer innovatie en tot meer creativiteit.”
“We hebben een ambitieuzer gemeenschappelijk kader nodig. We hebben nieuwe rituelen nodig die we allemaal herkennen als zijnde ‘van ons’.”
Maar je zoekt altijd wel een punt van gemeenschappelijke interesse, het snijpunt op die assen. Alle ander assen liggen bij wijze van spreken open, maar je connecteert vanuit je gemeenschappelijke interesse.
Badra: “Verbinding zoeken is inderdaad de strategie.”
Wim: “Kunst- en cultuurbeleving verbindt ook altijd. Dat levert gedeelde emotie op. En het zijn die positieve emotionele verbindingen die maken dat je een meer affectieve band hebt dan de verstandelijke band van ‘Ik begrijp jou en jij begrijpt mij. En dat moet dan maar volstaan.’ Ik wil de sector ook uitdagen om niet te snel tevreden te zijn met dooddoeners. Bijvoorbeeld het samenlevingsconcept ‘een gemeenschap van gemeenschappen’. Dat vind ik een zwaktebod. Eigenlijk zeg je dan: ‘Het beter samenleven zonder segregatie lukt niet. Dus laten we nu een term vinden voor de toestand zoals die vandaag is.’ We moeten verder durven mikken. We hebben een ambitieuzer gemeenschappelijk kader nodig. We hebben nieuwe rituelen nodig die we allemaal herkennen als zijnde ‘van ons’. We hebben vernieuwing nodig en aanvaarding dat het verleden maar het verleden is.
Zijn we ons bewust van bijvoorbeeld nieuw taboe? Er is maar één taboe nodig en dat is ‘het taboe zelf’. Hoe vaak hoor je mensen zinnen inslikken omdat ze bang zijn om iets verkeerd te zeggen? Bang om iets aan te raken waardoor je het contact verliest. Er is naar mijn smaak te weinig geloof in de goede afloop van ieder gesprek, van iedere discussie. Conflicten hoeven we vooral niet uit de weg te gaan, maar aan te gaan. Maar uiteraard steeds aan de absolute vormvoorwaarde: respect.”
Maar hoe doe je dat als sociaal-cultureel werker?
Wim: “Vanuit Avansa Oost-Brabant hebben we ons uitvoerig ingelezen in onderzoek over polarisatie. We hebben tijd genomen om de complexiteit te begrijpen van dat ding waarvan iedereen denkt dat je er beter van afblijft omdat je er niets aan kan doen. We hebben de ambitie uitgesproken dat we daarin wel iets kunnen wijzigen. We zijn van oordeel dat we eerst het theoretische kader van toxische polarisatie moeten verspreiden zodat iedereen zichzelf kan betrappen op het feit dat ze er zich ook schuldig aan maken.
Daarvoor heb je (zelf)inzicht nodig. Daarnaast hebben we nood aan preventie en (herstel)bemiddeling. En aan geslaagde voorbeelden. We moeten aan mensen tonen dat het niet moeilijk is. Iedereen kan mee in dit denken.”
Je reikt kaders aan die mensen in staat stellen om na te gaan wanneer ze zelf polariseren en die zichtbaar maken wat beter zou kunnen zijn. Wat volgt dan?
Wim: “Ik heb ooit toevallige passanten tegenover elkaar in een piepklein tentje op het Leuvense Ladeuzeplein geplaatst met de vraag om drie minuten met elkaar te praten over de utopische stad. Zonder gespreksregels. Die gesprekken zijn zonder uitzondering goed afgelopen. Sterker nog: velen hebben hun gesprek verdergezet aan de bar. Ik heb deelgenomen aan een werkvorm waarbij voorbijgangers werden uitgenodigd om drie minuten in elkaars ogen te kijken zonder iets te zeggen. Je voelt dat mensen connecteren op de wens ‘Ik wil dat jij me tof vindt.’ En dat werkt in twee richtingen. Zelfs zonder een gedeelde taal. Met die wil om goed bevonden te worden, moeten we veel kunnen doen. Daarnaast hebben we natuurlijk acties nodig waarmee organisaties en groepen elkaar kunnen vinden. We moeten als sociaal-cultureel werk ook verder blijven inzetten op burgerschapsvorming en engagement waarbij je iedereen uitnodigt om mee te bouwen aan de samenleving.”
Badra: “Sociaal-cultureel werk moet sowieso de vinger aan de pols houden rond alles wat van onderuit groeit. Maar wij houden ook rekening met wat er op internationaal niveau gebeurt. Uit een bevraging bij onze stakeholders bleek dat we veel meer aandacht moesten besteden aan het bespreekbaar maken van taboes. Daarom hebben we het concept We need to talk about it ontwikkeld waarbij mensen rond een bepaald thema kunnen samenzitten. Dat vindt plaats in onze DiverCity, onze virtuele metaverse omgeving. Als avatar zit je in een zeteltje in een tent met mensen die vanuit de hele wereld inloggen. Het is de bedoeling dat er verschillende perspectieven aan bod komen en op het einde wordt dat omgevormd tot een culturele actie. De dialoog wordt dus op het einde van de rit vertaald door een woordkunstenaar in een poëtische tekst. Dat is voor mij sociaal-cultureel werk. Het sociale als basis voor culturele creatie waarbij er aandacht is voor verschillende perspectieven.”
Eigenlijk hebben we het dan nog steeds over een optelsom van micro-interventies. Kunnen we het groter denken? Of is het noodzakelijk een microverhaal.
Wim:“Hopelijk kunnen we het met heel veel mensen groter denken. Als organisatie heb je je stakeholders, je doelgroep, je beleidsplan … Wij focussen daarop. Als je dat niet doet, dreig je verloren te lopen. Dan organiseer je honderd geïsoleerde mini-acties die samen geen groot verhaal maken. Maar je weet dat je in een stroming staat die je probeert te versnellen. Schouder aan schouder met heel het sociaal-cultureel werk.”
Badra: “Voor mij zijn dat geen micro-interventies. De livestreams van onze We need to talk about it over Palestina of over orgaandonatie in de islam werden wereldwijd meer dan 10.000 keer bekeken. Ook bij het uitbreken van de oorlog in Oekraïne hebben we een We Need to talk about it georganiseerd. We vingen immers de kritiek op dat er veel meer aandacht aan die vluchtelingenstroom werd besteed dan aan anderen. In onze metaverse omgeving hebben we een gesprek gehad met mensen uit Oekraïne, Turkije, Amerika, Argentinië, Nederland en Bulgarije. Zo bereik je een heel breed publiek, net omdat er geen grenzen bestaan. Dat is niet lokaal, maar internationaal. Ook bij onze culturele activiteiten merken we dat we dankzij de digitalisering netwerken beginnen te krijgen over heel Europa en het Midden-Oosten. En dankzij die digitale wereld die mensen verbindt, valt op hoe sterk we op elkaar gelijken.”
Maar het zijn wel interventies die zich afspelen op het niveau van interacties tussen mensen. Zijn er ook meer structurele ingrepen te bedenken die toxische polarisering kunnen tegengaan?
Wim: “Op dat vlak vind ik dat we veel kunnen leren vanuit nieuwe sociaal-culturele initiatieven. Organisaties die van onderuit plots ontstaan waarbij aan community building wordt gedaan op het terrein. Totaal anders dan mensen die woordvoerder zijn van een organisatie, van een achterban die ze niet hebben bevraagd. Neem nu een organisatie zoals Ringland. Zij hebben eerst een gigantisch draagvlak gecreëerd rond een innovatief idee en zijn dan op de politiek bühne gesprongen. Door de toekomst letterlijk te verbeelden, hebben ze de publieke opinie en daarna het beleid gekanteld. Dat heeft fantastisch gewerkt. Door hun draagvlak konden ze ook niet meer genegeerd worden. Ik denk dat de micro-interventies die we hier benoemen vooral daar aan werken, aan een soort van community rond ideeën, rond meer inclusief samenleven. Dat is het werk dat vandaag impact heeft, meer dan het oude samenwerken waarbij mensen die macht haalden uit ledenaantallen elkaar vonden.”