feb
6
2024

‘Vrijwilligers allerhande’ © Walter van den Broeck

Vrijwillige inzet

Blog

De Vlaamse roman- en toneelschrijver Walter van den Broeck is op 5 februari 2024 op 82-jarige leeftijd overleden. Hij schreef tientallen romans en theaterstukken zoals Brief aan Boudewijn, Het beleg van Laken en Groenten uit Balen, en werd meermaals bekroond voor zijn werk.

In 2011 schreef hij een lofbetuiging over en aan ‘de vrijwilliger’ naar aanleiding van de uitreiking van de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk (27 september 2011, winnaar: Eva vzw). Onderaan kan je de tekst lezen.

We wensen zijn familie, vrienden, kennissen veel steun en medeleven.

Vrijwilligers allerhande,

ik groet en bedank u, ook in naam van al wie zopas de televisie heeft ingeschakeld en dus zichzelf heeft uitgeschakeld, en bijgevolg niet weet dat u bestaat en wat u doet, laat staan oog heeft voor uw onverdroten inzet. 

Ik groeide op in een tijd dat iedereen vrijwilliger was, niet permanent maar als het nodig bleek. Boeren, zelfs degenen die elkaars bloed konden drinken, vonden het bijvoorbeeld niet meer dan normaal, dat ze bij naderend onweer gezamenlijk het hooi van een ziekgevallen concurrent  van het veld haalden. Mijn eigen vader repareerde na zijn dagtaak kapotte strijkijzers van de buren, en als wederdienst plakten zij onze fietsbanden, herstelden een lekke dakgoot of slachtten onze konijnen. Geld kwam daar niet aan te pas.

Bij het leger leerde ik echter dat je je niet te snel als “vrijwilliger” op moet geven. “Wie kan er hier snel tikken?” vroeg op een keer een sergeant tijdens de dactyloles. Meteen stak ik mijn vinger in de lucht. Ik zou eindelijk eens iets echts mogen tikken: brieven, orders, rapporten, in plaats van dat eeuwige “ef jee baar ef jee baar”. Helaas, niet naar het secretariaat ging de tocht, wel naar de garage van de kolonel, alwaar ik een smerige overall aan kreeg, en werd verzocht twee andere tikvirtuozen te assisteren bij het reinigen van oude motoronderdelen. Bij het leger hing het trouwens niet altijd van jezelf af of je al dan niet vrijwilliger was. Bij te weinig kandidaten voor het schoonmaken van de latrines, werden vrijwilligers gewoon aangeduid. “Chinese vrijwilligers” noemen ze dat vandaag, geloof ik.

De echte vrijwilliger wordt gedreven door zijn hang naar solidariteit.

Ik onderscheid drie soorten. De emotionele, de rationele en de ornamentele. De eerste is het omdat ze niet anders kan. Ze heeft een overactief zorg-gen dat haar voortdurend tot zorggedrag aanzet. Een grote rusteloosheid maakt zich van haar meester als ze verplicht wordt eens vijf minuten op een stoel te gaan zitten en niets te doen. De tweede, de rationele dus, ziet solidariteit gewoon als een intelligentere vorm van eigenbelang. “Als ik anderen help, zullen die mij op hun beurt ook helpen. Als ik het niet doe, zullen ze het ook nooit doen. Ik kan dus maar beter eieren voor mijn geld kiezen,” zo redeneert zij. De derde soort pleegt op elke première, vernissage en prijsuitreiking te pronken met het lidmaatschap van minstens tien sociaal-culturele organisaties, alsof het juwelen zijn. 

Ik draag ze alle drie in het hart, omdat zij samen een olieachtige cocktail vormen die verhindert dat het raderwerk van onze samenleving onverbiddelijk vastloopt. Op mijn steun kunnen ze altijd rekenen. Jaarlijks koop ik aan de deur bergen steunkaarten met tombolanummers van allerhande verenigingen, zowel sociale als culturele, en altijd vergeet ik achteraf te controleren of ik wat gewonnen heb. Ik stel me voor dat in talloze magazijnen, verspreid over het hele land,  van alles staat te roesten dat mij eigenlijk toebehoort, maar ik doe er met graagte afstand van. 

Wie zich in mijn bijzijn laatdunkend over het sociaal-cultureel volwassenenwerk uitlaat – u weet wel: er blijft te veel aan de strijkstok hangen, en die bedelbrieven wat kost dat niet allemaal? – verzoek ik steevast zich onze samenleving eens voor te stellen zonder vrijwilligers. Hij mag dan hopen dat tijdens een overstroming zijn benedenverdieping niet onder loopt, of na een blikseminslag zijn dak niet in de fik vliegt. Hij mag ook hopen dat hij voldoende bloed in het koelvak bewaart, voor het geval  hij een transfusie nodig heeft. En ook dat hij nooit, om welke reden ook, naar een vreemd land zal moeten vluchten. Of dat hij, godbetert, niet oud en ziek wordt, en geen familie meer heeft om zijn pampers te verschonen. 

Nee, serieus, ze genieten mijn diepste respect al die onbezoldigde voorzitters, ondervoorzitters, penningmeesters, werkende bestuurs- en andere leden van al die lokale afdelingen. Het blijft me verbazen waar al die organisatoren van lezingen, fotozoektochten, quizavonden, buurtfeesten, enzovoorts hun inspiratie vandaan halen. Ik bewonder zeer de inzet van al die lesgevers die hun cursisten met een eindeloos geduld proberen uit te leggen dat vegetarisme niets te maken heeft met het bevorderen van de belangen van een kleine groep, dat diversiteit geen hogeschool is, en racisme geen modeverschijnsel  zoals piercings of tattoos.  En ik wou voor mezelf dat ik de tijd en de moed nog had om alsnog een ei te leren bakken en Spaans te leren, want het kàn, het wordt me op een presenteerblaadje door velen onder u  aangeboden.

Meer nog dan voor al die kleine, bedrijvige cellen die vrijwillig hun boodschap brengen en hun ding doen,  gaat mijn bewondering uit naar het onzichtbare netwerk dat ze vormen, en dat volgens mij meer dan welke politieke partij of vakbond ook de samenleving bij elkaar houdt en haar tot gemeenschap maakt.

En omdat Mevrouw Schauvliege ook over kunst en cultuur gaat, voeg ik er snel aan toe: “Probeer je eens een wereld voor te stellen  waaruit elke artistieke ingreep is geweerd. Laat ik het simpel houden: trek eens een keukenkast open en bekijk vervolgens alles met de grootst mogelijke aandacht: een pepermolen, een soepterrine, of zelfs een onnozel eierdopje. Bekijk het en bekijk het nog eens, en je zal tot de conclusie komen dat over de vorm van al die dingen is nagedacht. Het geringste wat ons omringt is eerst door de geest en de handen van een kunstenaar gegaan. Maar we hebben er nauwelijks oog voor. We nemen het pas waar in dingen waar niet genoeg is over nagedacht, waar geen stilist of vormgever zich mee bezig heeft gehouden. Denk aan de stijl van de Koninklijke besluiten, wetten, decreten en huishoudelijke reglementen, maar ook aan die van stadhuizen, gerechtsgebouwen, verkeersdrempels, milieuboxen, enzovoorts. Geloof me, de dingen zien er niet toevallig uit zoals ze eruitzien.

Zonder goed functionerend sociaal-cultureel werk verwordt elke maatschappelijke oase tot een onherbergzame woestijn. Helaas, ik zie de toekomst van de sector niet rooskleurig in. Het valt niet uit te sluiten dat de markt steeds sterker aan gaat dringen op de afschaffing ervan, want vanuit haar raam bekeken is al die liefdadigheid noch min noch meer dan oneerlijke concurrentie, bedreven door een stelletje zwartwerkers. Dat ze er geen cent mee verdienen is geen excuus. Het maakt de zaak alleen maar erger, want ze nemen het werk af van wie er wel iets mee zou kunnen verdienen.

De eenvoudigste  truc om de sector en zijn vele vrijwilligers te neutraliseren is hem te onthoofden door het schrappen van zijn subsidie.  Denk niet dat het niet kan of zal gebeuren.  Kijk naar Nederland. Of beter: kijk vooral niet naar Nederland, niet meer.

Het kan gek klinken, maar de laatste tijd doortrekt mij een huiver van kruin tot stuit als ik een kaasschaaf en ander snij- en hakgereedschap in een etalage zie liggen, want ja, vrijwilligers allerhande, dat binnen afzienbare tijd ook in uw rangen zal worden geschaafd, gesnoeid en gekapt valt zeer te vrezen. Ik sluit ook niet uit dat de hele sector straks wordt “geprivatiseerd” en dus gecastreerd. 

Wie dan meewerkte omdat hij vrijwilligerswerk interessant, exotisch, trendy of zelfs chique vond, een tijdverdrijf voor fijne luyden, kortom, zal ongetwijfeld snel een andere hobby zoeken, en tijdgebrek inroepen om zijn afhaken te legitimeren.  Wie het werk deed omdat hij daar nu eenmaal door zijn zorg-gen toe werd gedreven,  en ook de adepten van het intelligente eigenbelang, zullen dan het maquis opzoeken en ondergrondse cellen oprichten,  die samen niet langer een netwerk maar een vangnet zullen vormen  ter verhindering van de finale en fatale desintegratie van onze samenleving.  Dan zullen zij, omdat ze niet anders kunnen, als de leden van geheime, staatsgevaarlijk ogende genootschappen bij nacht en ontij uitrukken om hier een stoel te repareren, daar een bejaarde op of van de pot te helpen, of ginds een lezing te geven over de Beeldenstorm of de heksenvervolging in de zestiende eeuw. Niets zal hen ervan weerhouden zich te engageren, en sterker dan ooit tevoren zullen zij ons aan den lijve laten ondervinden dat wie zich wil ontplooien, zich eerst en vooral moet verenigen.

Het vervelende is dat een vrijwilliger door de politie al te makkelijk te detecteren valt. Hij draagt het hart immers op de rechte plaats!  Eén enkele, welgemikte toets met een stethoscoop volstaat om hem te ontmaskeren.

Ik maak maar een grapje, maar toch. Ik ben eigenlijk nooit ernstiger dan wanneer ik grappen maak.

Vrijwilligers allerhande, blijft verenigd, want u vormt allemaal samen de opmaat van wat ooit “de samenleving met het menselijk gezicht” moet worden. U weet beter dan wie ook dat er nog heel veel werk aan de winkel is, morgen nog meer dan vandaag. Anderzijds weet u ook dat ons systeem niet in mensen maar in winsten is geïnteresseerd, en dat het niet gemakkelijk zal zijn uw organisaties te handhaven.

U probeert stand te houden tegen het ploertendom en staat met zijn allen dag en nacht op wacht bij het menselijk fatsoen. In naam van ons allen, vooral van de tallozen die wederom verdoofd voor de Alzheimerbuis zitten,  vraag ik u met aandrang: blijft alstublieft op post. Ik dank u.

©Walter van den Broeck

in opdracht van Socius, Steunpunt voor sociaal-cultureel volwassenenwerk vzw

Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk,
27 september 2011, Brussel


Mieke Vasseur

Mieke Vasseur

Scroll to Top