5
2022
Publiek gaan: politiserend werken zit in ons DNA
Politiserend werken, Sociaal-cultureel werken
Op 5 mei stelde Socius het boek Publiek gaan! Politiserend handelen in het sociaal werk voor op de Sociaalwerkconferentie. Het boek is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen meer dan 50 praktijkwerkers, opleiders en academici, en wil het politiserend handelen van sociaal werkers versterken.
We gingen in gesprek met Koen Hermans en Riet Ory die beiden nauw betrokken waren bij de opmaak van het boek. We praten over de link tussen sociaal werk en sociaal-cultureel werk, op welke manier politisering daarbij van belang is, wat de verschillen en wat de raakpunten zijn. En natuurlijk ook waarom jij Publiek gaan! ‘moet’ lezen.
Publiek karakter
Socius: “In 2018 werd op de eerste Sociaalwerkconferentie bepaald dat politiserend werken in het DNA van de sociaal werker zit. Koen, jij was van bij het begin betrokken bij de conferentie. Waarom werd politiserend werken toen naar voren geschoven als een van de krachtlijnen van het sociaal werk?”
Koen: “Sociaal werk is een diverse sector. Ik vergelijk het soms met een boom met vele takken. Takken zoals sociaal-cultureel werk, jeugdwerk, maatschappelijk werk … Maar al die verschillende takken delen wel dezelfde stam. Onze ambitie met de eerste Sociaalwerkconferentie was om de stam te definiëren en zo de verbindende factor te kunnen uitdrukken. In verschillende werkgroepen zochten we naar de kenmerken van sterk sociaal werk. Termen zoals de signaalfunctie en meer radicale vormen van sociaal werk kwamen aan bod. En ook politiserend werken.
“Sociaal werk is een boom met vele takken. Maar al die verschillende takken delen wel dezelfde stam.”
In opvolging van de conferentie besloten we om verder op politisering te werken. Zo ging een van de discussies over het verschil tussen beleidsgericht werken en politiserend werken. Dat is een heikel punt in het werkveld. Volgens sommigen is deelnemen aan werkgroepen die door de overheid worden georganiseerd, een vorm van politiserend werken. Anderen vinden van niet, omdat het publieke karakter ontbreekt en politisering net het publieke debat moet voeden. Theoretisch kan je dat onderscheid maken, maar als je naar concrete praktijken kijkt, is dat moeilijk. Wanneer is iets publiek? Wanneer niet? Dat hebben we in het boek proberen aan te scherpen.”
Socius: “Riet, is voor jou het begrip politisering door jouw medewerking aan het boek geëvolueerd?”
Riet: “Ik heb gemerkt dat mensen uit de sector van het maatschappelijk werk moeite hadden met de publieke dimensie. Zij zitten met hun neus in de sociale onrechtvaardigheid. Vaak veel meer dan sociaal-cultureel werkers die eerder in een vrijetijdsomgeving werken. Zij voelen de drang om iets met dat onrecht te doen, maar krijgen daarvoor zelden de ruimte. Ze vinden niet dat ze politiseren als ze bij een schepen het woonbeleid aankaarten. Voor hen blijft dat intern. Ik laat dat varen. Ik vind het veel interessanter om na te denken over hoe je dat een grotere publieke dimensie kan geven. Finaal willen ze de samenleving verbeteren door issues aan te kaarten die ze in het dagelijks werk zien. Het maakt niet uit of dat vanuit een signaalfunctie gebeurt of beleidsgericht is. De belangrijkste vraag is: er is een issue en wat doe ik daarmee? Wil ik dat ter discussie brengen? Waar doe ik dat? En hoe? Of dat nu 100% politiseren is of niet, daar draait het niet om.”
“Het gevaar van politiserend werken is dat het nooit politiserend genoeg is en daardoor verlammend werkt.”
Koen: “Het gevaar van politiserend werken is dat het nooit politiserend genoeg is en daardoor verlammend werkt. Stel dat een maatschappelijk werker in een OCMW wordt geconfronteerd met gezinnen die niet in staat zijn om een dure schoolreis te betalen. Op een bepaald moment wil ze dat bespreekbaar maken. Ze overlegt met de schooldirectie en de ouderraad. Is dat politiseren? Als we ‘nee’ zeggen, dan dreigt de vraag wanneer het dan wel politiseren is. Voor mij is de context waarin zij werkt politiserend, omdat ze het debat aangaat met het publiek. Weliswaar in een beperkte context, maar ze maakt een probleem – wat betekenen dure schoolreizen voor mensen in armoede – publiek. Als we politisering op die manier brengen, wordt dat voor sociaal werkers meer herkenbaar. Voor mij is dat ook niet de ultieme vorm van politiserend werken, maar het is wel een vorm die praktijkwerkers kunnen toepassen. Dat is belangrijk. Natuurlijk moet je vervolgens bekijken hoe je verder kan gaan. Hoe je de kwestie meer publiek kan maken… Die discussie is interessanter dan vooraf te zeggen: dat valt niet onder de noemer politiserend werken, want het is niet publiek genoeg.”
Riet: “Er bestaan verschillende niveaus van politisering. Het voorbeeld van Koen over de maatschappelijk werker is een mooie praktijk op mesoniveau. Het is belangrijk om dat te erkennen. Politiseren kan in elk context, ook met een beperkte rol. Politiserend werken is niet altijd radicaal. Ik zeg dat ook tegen mijn studenten, want zij denken bij wijze van spreken dat ze hun BH moeten uittrekken en op straat moeten staan om te politiseren.”
“Politiseren kan in elk context, ook met een beperkte rol. Politiserend werken is niet altijd radicaal.”
Koen: “Het heeft ook te maken met hoe wij zelf naar maatschappelijke veranderingen kijken. Ik maak de brug met het sociaal-cultureel werk, dat veel meer vanuit het idee van maatschappelijke verandering praktijken opzet. Er bestaan verschillende manieren om maatschappelijke verandering te bereiken: bottom-up, op meso- of samenlevingsniveau, beleidsmatig … Soms is het belangrijker om via allerlei acties op mesoniveau toch een bepaalde kwestie publiek te maken en levendig te houden. Denk maar aan het voorbeeld van de dure schoolreizen, of aan de lege boterhammendozen. Die kwesties zijn niet alleen op beleidsmatig niveau relevant, maar ook lokaal en op schoolniveau. Neem nu de armoedeproblematiek. In Vlaanderen zet de Vereniging Waar Armen Het Woord Nemen voortdurend dat thema op de publieke agenda. In Nederland gebeurt dat niet. Iets bereiken lukt niet louter door het bestaan van een netwerk of door een armoedevereniging die iets zegt. Het gaat om een veelheid van politiseren. Om de kwesties op verschillende niveaus telkens opnieuw publiek te maken. Het groter geheel draagt bij tot die maatschappelijke verandering. Het gaat om het ruime verhaal van hoe al die opgetelde effecten impact maken.”
Drie aandachtspunten en drie troeven
Socius: “Een van de sterktes in het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dat organisaties geacht worden om te werken aan maatschappelijke verandering vanuit een kritische of laborol. Wat kan het sociaal-cultureel werk leren van andere domeinen in het sociaal werk? En omgekeerd, wat kunnen wij als sector bieden aan het sociaal werk?”
Riet: “Laat ik beginnen met onze leerpunten. Sociaal-culturele organisaties spelen zich af in de vrije tijd. Dat bepaalt voor een groot deel onze identiteit, het hoort bij onze opdracht. Het is cruciaal om ons daarvan bewust te zijn. Veel mensen zijn niet alleen uitgesloten van het recht op vrije tijd, maar ook van georganiseerde vrijetijdsbesteding. Bovendien komen in de vrijetijdscontext niet altijd de grote pijnen van mensen aan bod. Thema’s waarrond de welzijns-, de jeugd- of de armoedesector werken, zitten soms verdoken in de vrijetijdsomgeving. Daarin schuilt de valkuil dat we een gezelligheidsclub zijn. Het middenveld is opgebouwd vanuit de zoektocht naar een antwoord op de pijnen van mensen. We moeten beseffen dat we veel kunnen leren van anderen om telkens op zoek te gaan naar structurele onrechtvaardigheid.
“We moeten beseffen dat we veel kunnen leren van anderen om telkens op zoek te gaan naar structurele onrechtvaardigheid.”
Het tweede aandachtspunt heeft te maken met onze laboratoriumrol. Die rol zoekt naar nieuwe antwoorden op maatschappelijke uitdagingen. Vroeger deden de sociale bewegingen dat. Zij keken naar de pijnen van mensen en hoe de samenleving structureel anders moest worden georganiseerd. Denk aan het recht op vakantie, op ziekteverzekering, op vereniging … Laten we goed kijken naar wat de laborol voor ons betekent. Focussen we ons niet te veel op het middel, zijnde: hoe kunnen we op een innovatieve manier mensen samenbrengen? Hoe kunnen we de digitale kloof overwinnen? … Dat mag niet onze enige vorm van maatschappelijke innovatie zijn. Voor mij gaat maatschappelijke innovatie over het veranderen van de maatschappelijke spelregels. Over structurele veranderingen die de samenleving rechtvaardiger, meer solidair of duurzaam maken. Daarbij moeten we ook de link met de mensenrechten blijven leggen.
Onze derde valkuil is de ruimte om te professionaliseren. Politisering is voor ons een belangrijke opdracht. We organiseren een vormingsaanbod, publiceren een boek… en doen heel wat dingen waardoor we als organisatie top-down werken. Ook hier kunnen we leren van het opbouwwerk of het jeugdwerk… We moeten erover waken dat we het sociaal-cultureel werk niet te top-down invullen. Als je claimt een grote vereniging of beweging te zijn, dan moet je in de spiegel durven kijken en jezelf de vraag stellen hoe je kan politiseren vanuit – of samen met – jouw doelgroep. Ik vind het belangrijk dat we de de tijd nemen en expertise inzetten om terug bottom-up te politiseren. Misschien zijn we dat verleerd?
Maar we beschikken ook over sterktes waarvan andere sectoren kunnen leren. Het DNA van sociaal-cultureel volwassenenwerk bevat politiserend werken. De voorbeelden in het sociaal-cultureel volwassenenwerk zijn zo rijk. Omdat we daarvoor ruimte hebben. Omdat we daar actief mee aan de slag gaan. Zo is voor Femma het inzetten op de kortere werkweek tricky business. Niet iedereen, zeker ook een groot deel van de beleidsmakers, is voor een werkweek van 30 uur, maar wij voelen ons onder andere gesterkt om dat te doen omdat we over hulpbronnen beschikken. Onze sector beschikt door haar decretale verankering en haar roots over een bepaalde bescherming om dat te doen. Veel organisaties hebben gezien wat er kan gebeuren als je een vuist maakt tegen discriminatie of racisme. Met één pennentrek kan een beleidsmaker jouw subsidie schrappen. Dat is in onze sector moeilijker.
“Het DNA van sociaal-cultureel volwassenenwerk bevat politiserend werken. De voorbeelden in het sociaal-cultureel volwassenenwerk zijn zo rijk.”
Ik twijfelde even om onze tweede sterkte te delen, want ze is tegelijkertijd ook onze zwakte. Wij bereiken de witte middenklasse goed. Zij zijn oververtegenwoordigd in onze sector. Natuurlijk horen we werk te maken van inclusie. Tegelijkertijd kan je die oververtegenwoordiging omdenken tot een enorme kracht. De middenklasse is geprivilegieerd en speelt een belangrijke motor bij verandering. Zij maken de verandering in een samenleving mee waar. We moeten de middenklasse activeren om zelf meer een politieke of politiserende rol op te nemen. Als kwb met haar vrijwilligers het gesprek aangaat en hen stimuleert om geen zwarte piet maar een regenboogpiet te zijn, dan is dat een enorme kracht. Op die manier bereiken ze een onder- en tegelijkertijd een bovenstroom. Dan krijg je de kans om dingen te veranderen.
Ten derde, wij zijn echt wel experten in verbinding. Weet je, het persoonlijke is politiek. Het collectiviseren van individuele issues gebeurt in nabijheid met anderen. Ook in woonzorgcentra of OCMW’s zitten kansen om cliënten of doelgroepen meer samen te brengen. Op welke mogelijke manieren kan men daar mensen verbinden? De sokkel van ontmoeting, daaruit kunnen andere sectoren leren van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.”
Practice what you preach
Socius: “Koen, kan jij vanuit jouw perspectief nog iets toevoegen?”
Koen: “Riet wijst op enkele belangrijke uitdagingen voor de volledige sociale sector. Waarden zoals solidariteit, duurzaamheid en rechtvaardigheid vormen het kompas dat richting geeft aan ons werk. Ik merk dat verschillende sectoren zoeken hoe ze het normatieve terug op de voorgrond kunnen plaatsen. In de hulpverlening botsten we nu op vragen zoals: behoort voedselbedeling tot onze taak? Wat met noodhulp? Moeten wij tweedehands computers verzamelen en uitdelen?
Het veranderen van de maatschappelijke spelregels klinkt mij daarom een beetje eufemistisch in de oren. In het boek noemen we dat de maatschappelijke orde verstoren. Als je zoiets doet, volgt er ongerustheid dat je aan de machtsverhoudingen raakt. We moeten dat ook zo durven benoemen.
Ook het idee om niet alleen buiten je organisatie politiserend te werken, maar ook na te denken over de invulling in je eigen organisatie, prikkelt mij. De herverdeling van werktijd van Femma is daarvan een mooi voorbeeld. We kunnen de hele tijd roepen dat er maatschappelijk iets moet veranderen, maar hoe kunnen we zelf aan de slag? Politisering betekent niet alleen op de barricades staan, maar ook zoeken naar manieren om dat te doen. ‘Practice what you preach.’ En dat kan soms kleinschalig zijn.
“Ik vind dat we soms onderling iets te veel strijd voeren. Dat we elkaar te weinig opzoeken en met elkaar verbinden. We moeten zoeken naar datgene wat ons verbindt als sociaal werkers.”
Zowel de nieuwe bewegingen als de ‘klassieke’ organisaties in het sociaal-cultureel werk proberen sporen te verleggen. Al vind ik dat we soms onderling iets te veel strijd voeren. Dat we elkaar te weinig opzoeken en met elkaar verbinden. Kijk even naar onze boom. Als je op een tak staat, dan lijkt de afstand naar een andere tak groot en onoverbrugbaar. Als je van de ene tak naar de andere moet springen, dan val je. Maar als je via de stam gaat, lukt dat veel gemakkelijker. We moeten zoeken naar datgene wat ons verbindt als sociaal werkers. Dat betekent niet dat we tot een consensus moeten komen of dat we het debat niet moeten voeren, integendeel. We moeten elkaar blijven uitdagen om te zoeken naar wat politiserend werken voor sociaal werkers kan betekenen.”
“We moeten de middenklasse durven appelleren. We moeten hen proberen mee te nemen in een bepaald activisme zonder het activisme te noemen, maar dat toch de goede orde kan verstoren.”
Riet: “Ik vind mijn punt over de middenklasse zelf een uitdaging. In een geprivilegieerde positie heb je meer ruimte om de strijd te voeren. Bij Femma Wereldvrouwen Brussel bijvoorbeeld werken we met een maatschappelijk kwetsbare groep. De vrouwen in onze werking worden elke dag geconfronteerd met bijvoorbeeld racisme tegenover hun kinderen, het gebrek aan kansen die ze daardoor krijgen, hun woonomgeving… Zij hebben weinig reserve om een vuist te maken. Mijn collega’s signaleren dat ook: ‘jullie organiseren allerlei gezellige momenten in Vlaanderen, maar onze vrouwen moeten politiseren. Zij moeten naar het kabinet van Pascal Smet om het gebrek aan tramverbindingen in hun gemeente te signaleren. Moet dat niet omgekeerd zijn?’ Dat triggert mij. We moeten de middenklasse durven appelleren en hen proberen mee te nemen in een bepaald activisme. Ik geloof dat veel mensen solidair zijn. We kunnen die groep laten nadenken over de positie van anderen en hen ervan bewust maken dat veel sociale vraagstukken ook betrekking hebben op hùn leven en hoe zij daarin een rol kunnen spelen. We moeten onze creativiteit inzetten om structureel te werken.”
Analyseren en waarderen
Socius: “Waarin schuilt voor jullie de meerwaarde van het boek? Wat kunnen sociaal werkers eruit leren?”
Koen: “Het boek is niet uit het niets ontstaan. Dit was een ontwikkelingstraject waarin ontzettend veel mensen elkaar ontmoet en uitgewisseld hebben. Verschillende mensen uit diverse sectoren werkten eraan mee, dat is de grote meerwaarde. Ook de inhoud is gevarieerd. Het boek bestaat uit theoretische bijdragen en methodieken. Er zijn verhalen uit de praktijk en getuigenissen van praktijkwerkers. We brengen uiteenlopende cases om aan te tonen dat politisering over hetzelfde gaat, maar op een andere manier en in een andere context vorm krijgt. We geven als het ware erkenning aan de diversiteit.
“Je zal me nooit horen zeggen dat praktijkwerkers te weinig politiserend werken. Maar we moeten hen wel triggeren en uitdagen.”
Nu moeten we focussen op de gedrevenheid en passie van sociaal werkers. Zij staan voor zoveel uitdagingen en dit boek zal hen zuurstof geven. Dat is nodig. We mogen de complexiteit van hun werk niet onderschatten. Je zal me nooit horen zeggen dat praktijkwerkers te weinig politiserend werken. Maar we moeten hen wel triggeren en uitdagen. We willen sociaal werkers terug aanspreken, hen een taal geven.”
Riet: “Ik vind het handelingskader een grote meerwaarde. Als studenten me vroeger vroegen hoe ze met politisering aan de slag moesten, toonde ik hen goede praktijken om hen te inspireren. Nu hebben we een praktijkkader dat zowel het methodische als het normatieve bevat. Want vergeet niet, het is ook een waarderend kader. Veel organisaties stellen zich vragen over hoe ze politiserend kunnen werken. Dat is nodig, want je kan veel energie verspillen als je niet gericht te werk gaat. Dit handelingskader biedt niet alleen een analyse, maar ook een manier om waardering te geven en de weg die je afgelegd hebt, zichtbaar te maken.”
Boek kopen?
Je kan jouw exemplaar van ‘Publiek gaan! Politiserend handelen in het sociaal werk’ bestellen bij uitgeverij Garant voor 31 euro.
Riet Ory & Koen Hermans
Riet Ory is adjunct-directeur bij Femma Wereldvrouwen en gastdocent politiserend werken aan de Erasmushogeschool Brussel.
Koen Hermans is docent sociaal beleid en sociaal werk aan de KU Leuven en voorzitter van het Vlaams Platform Sterk Sociaal Werk.