Doelstellingen en krachtlijnen
Het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk van 10 maart 2023 (artikel 3) heeft tot doel:
“bij te dragen aan een duurzame, inclusieve, niet-gesegregeerde, solidaire en democratische samenleving door de civiele samenleving te versterken. De gemeenschappelijke sokkel van waarden, fundamentele rechten en vrijheden, gestoeld op grondbeginselen als het recht op vrije meningsuiting, de gelijkheid tussen man en vrouw, de scheiding van Kerk en Staat, en ook het bieden van gelijke kansen, het uitsluiten van discriminatie en het bestrijden van racisme, vormt daarvoor het kader.
Dit decreet doet dat door sociaal-culturele volwassenenorganisaties binnen de civiele samenleving te erkennen en te subsidiëren. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties nemen een verbindende, kritische en laboratoriumrol op in de samenleving, en zetten vanuit een civiel perspectief in op sociaal-culturele participatie. Dit draagt bij aan emancipatie, dialoog van mensen en groepen, gedeeld burgerschap en het tot publieke zaak maken van gedeelde samenlevingsvraagstukken.”
Acht krachtlijnen
Het decreet over de subsidiëring van het sociaal-cultureel volwassenenwerk is gebaseerd op acht krachtlijnen.
1. Civiel perspectief
Het civiel perspectief is het primair uitgangspunt van het decreet. Een gezonde democratie functioneert bij gratie van een open civiele ruimte tussen overheid, markt en de privésfeer, waarin burgers zelf initiatieven kunnen ondernemen rond publieke kwesties die hen ter harte gaan. Deze initiatieven staan vanuit het oogpunt ‘vrijheid van verenigen’ autonoom in voor zowel de thematische en inhoudelijke keuzes als voor de strategie en verenigingsvorm.
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk maakt deel uit van de hierboven omschreven civiele ruimte. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties zijn civiele actoren die vanuit hun missie en visie een eigen plaats innemen in het democratische proces. Ze doen dit door autonoom praktijken te ontwikkelen die op kleine of grote schaal moeilijke maatschappelijke kwesties aanpakken en deze op de publieke agenda te plaatsen. De intrinsieke waarde van sociaal-culturele volwassenenorganisaties ligt in de rol die ze op deze manier spelen in de verfijning en de verdieping van de democratie. Net omwille van deze rol verdienen ze als dusdanig ondersteuning van de samenleving.
Eerder dan het landschap te willen vormgeven is dit decreet met het civiel perspectief geënt op het mogelijk maken en stimuleren van een dynamisch en divers landschap met betrekking tot het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
2. Opereren in de vrije tijd
Sociaal-culturele volwassenenorganisaties die in aanmerking willen komen voor subsidiëring moeten zich hoofdzakelijk richten op mensen in hun vrije tijd, waar ze als burger in de publieke sfeer en vrijwillig vorm en richting geven aan de samenleving. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties spreken hen aan in hun verschillende levenssferen (werk, gezin, vrije tijd, buurt, enzovoort). Mensen nemen er vrijwillig aan deel, los van enig schoolverband of van enige beroepsopleiding. Vrije tijd is de tijd die volwassenen niet hoeven te besteden aan verplichte of noodzakelijke activiteiten zoals betaalde arbeid, school- of beroepsopleiding.
De organisatie moet in haar beleidsplan inhoudelijk en zakelijk op een transparante manier aantonen dat ze de subsidies vanuit dit decreet dus hoofdzakelijk gebruikt voor haar werking en activiteiten waaraan mensen deelnemen in hun vrije tijd. Een organisatie kan ook een kleiner deel van de gesubsidieerde werking richten op volwassenen buiten de vrije tijd, bijvoorbeeld in de arbeidstijd of in een beroepsopleiding. In dat geval kan de organisatie inhoudelijk en zakelijk aantonen dat het deel buiten de vrije tijd beduidend kleiner is dan het deel in de vrije tijd en kan ze deze werking verantwoorden vanuit haar missie en visie. Uiteraard staat het organisaties vrij om in het niet-gesubsidieerde deel van hun werking activiteiten te ontplooien die buiten de vrije tijd plaatsvinden.
3. Sociaal-culturele participatie van iedereen
Sociaal-cultureel volwassenenwerk heeft van oudsher aandacht voor specifieke en kwetsbare groepen in de samenleving. Organisaties kunnen keuzes maken op het vlak van strategie, perspectief en doelen met betrekking tot bepaalde gemeenschappen, doelgroepen, kansengroepen of het brede publiek. Het decreet wil organisaties wel stimuleren en waarderen om de brede bevolking of de eigen achterban te versterken in het samenleven in onze superdiverse samenleving. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties stimuleren daarom mensen en groepen om deel te nemen aan of deel te hebben in informele netwerken (sociale participatie), maatschappelijke instellingen (maatschappelijke participatie), kunst en cultuur (culturele participatie) of politiek en beleid (politieke en beleidsparticipatie).
Bij het begrip participatie wordt het onderscheid gemaakt tussen ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’. ‘Deelnemen’ verwijst naar participatie als gebruiker, toeschouwer, of mee-doener. De participant die deelneemt, heeft zelf geen eigen inbreng of geeft de activiteit niet mee vorm. ‘Deelhebben’ verwijst naar een meer actieve vorm van participatie waarin de participant geëngageerd en betrokken is, en de activiteit mee vormgeeft.
De sociaal-culturele participatie van iedereen impliceert aandacht voor de demografische realiteit van onze diverse samenleving en de uitdagingen die daarmee gepaard gaan.
4. Drie maatschappelijke rollen en vier functies van het sociaal-cultureel volwassenenwerk
Om binnen de civiele samenleving een onderscheid te kunnen maken tussen sociaal-culturele volwassenenorganisaties en andere middenveldspelers, moet elke organisatie aantonen dat ze in de samenleving de verbindende, de kritische en de laboratoriumrol opneemt en dit doet door doelgericht en methodisch praktijken op zetten waarbinnen zich een mix van leerprocessen, gemeenschapsvormende processen, maatschappelijke bewegingsprocessen en/of cultuurprocessen afspelen.
Sociaal-culturele organisaties dragen bij aan het gezond functioneren van het maatschappelijk middenveld en de civiele samenleving. De drie sociaal-culturele rollen vertellen over hoe ze dat doen. Door plekken in de samenleving te creëren waar mensen zich met elkaar kunnen verbinden, kritisch denken en discussiëren over wat er in onze samenleving gebeurt, en waar ze experimenteren met nieuwe en betere maatschappelijke spelregels. Het is als het ware het geschenk dat sociaal-culturele organisaties aan de samenleving geven en waarom ze steun ontvangen van de overheid.
De sociaal-culturele rollen vertellen iets over de strategische opstelling van sociaal-culturele organisaties in de samenleving. Maar sociaal-culturele organisaties herken je niet alleen aan de drie rollen. Je herkent ze ook aan de activiteiten en interventies die ze op touw zetten. Daarmee proberen ze altijd heel doelgericht een eigen mix van ‘processen’ teweeg te brengen. Processen die bijdragen aan de realisatie van hun missie en de drie sociaal-culturele rollen. Deze processen definiëren de vier functies van het sociaal-cultureel werk.
Elders besteden we in het bijzonder aandacht aan de rollen en functies van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
5. Sterke focus op maatschappelijke innovatie
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk houdt als vanouds de vinger aan de maat- schappelijke pols. Dit decreet wil het sociaal-cultureel volwassenenwerk versterken in zijn rol als laboratorium voor een betere samenleving.
Door de laboratoriumrol van het sociaal-cultureel volwassenenwerk expliciet te maken en door de missie en visie van organisaties in het beoordelingskader expliciet te verbinden aan de maatschappelijke context worden organisaties gestimuleerd om maatschappelijk innoverende praktijken te ontwikkelen die een antwoord bieden op maatschappelijke problemen en vraagstukken.
Door middel van de projectsubsidies, die in het teken staan van de laboratoriumrol, wil dit decreet ook maatschappelijke innovatie stimuleren door middelen mogelijk te maken voor organisaties die geen structurele werkingssubsidie ontvangen vanuit dit decreet.
6. Balans tussen continuïteit en vernieuwing
In zijn kern draait sociaal-cultureel volwassenenwerk rond vaak langzame veranderingsprocessen op het niveau van individuen, groepen, gemeenschappen en de samenleving in haar geheel. Om impact te kunnen realiseren is het belangrijk dat de sociaal-culturele processen die door organisaties worden opgezet, gestimuleerd en gevoed, voldoende tijd krijgen om zich ten volle te ontwikkelen. Om die reden is er een zekere continuïteit nodig en dus gaat de cyclische evaluatie- en beoordelingsprocedure van structurele werkingssubsidies uit van een werking over meerdere beleidsperiodes, die telkens vijf jaar duren.
Tegelijkertijd schept het decreet voldoende ruimte voor vernieuwing door de instroom van nieuwe organisaties mogelijk te maken maar ook de uitstroom van gesubsidieerde organisaties die niet langer aan de kwaliteitsvereisten voldoen.
7. Kwalitatieve benadering en stimulansen voor continue kwaliteitsverbetering
Dit decreet vertrekt vanuit het principe van ‘subsidies in ruil voor kwaliteit’. Omwille van het civiele perspectief gaat het decreet uit van een grote mate van zelfsturing. Organisaties bepalen zelf in grote mate de kaders waarbinnen ze hun missie en visie willen waarmaken. Ze houden de vinger aan de maatschappelijke pols en ze bepalen zelf hun doelen én de bijbehorende strategie en aanpak. Het decreet legt daarom geen kwantitatieve of strikt vormelijke normen op met betrekking tot de werking. Het beoordelingskader peilt bijgevolg naar de kwaliteit van de sociaal-culturele werking.
8. Opereren op verschillende niveaus
Dit decreet voorziet drie soorten structurele werkingssubsidies:
- sociaal-culturele volwassenenorganisaties die werken in het Nederlandse taalgebied (al dan niet met inbegrip van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad);
- sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking in een afgebakend gebied: per regio of voor meerdere regio’s samen;
- een steunpunt sociaal-cultureel werk (Socius) en de belangenbehartiger (De Federatie).
Naast de structurele werkingssubsidies voorziet dit decreet ook in projectsubsidies. Organisaties die (nog) geen structurele werkingssubsidie ontvangen vanuit dit decreet en die, in lijn met de sociaal-culturele laboratoriumrol, een bovenlokaal en maatschappelijk innovatief project willen realiseren, kunnen een projectsubsidie ontvangen voor een looptijd van maximaal drie jaar.
Tot slot is voor onder dit decreet erkende organisaties ook de mogelijkheid voorzien van een tussenkomst in de kosten voor een initiatief met buitenlandse actoren.